zondag 30 november 2008

Pianissimo

De jaarbrochure van De Singel in Antwerpen, dat is een heus boek en voor een leek niet zo evident om te lezen. Gelukkig hebben zij zelf enkele abonnementen samengesteld die hun overaanbod als lekkere, hapklare brokken presenteren. Eén zo’n smakelijke brok heb ik in mijn bezit: abonnement nummer 19 met de eenvoudige, welluidende titel ‘Piano’. Voor de luttele 48€ krijg ik “vijf gerenommeerde meesterpianisten en één verrassende nieuwkomer”. Voor mij dus zes verrassingen, want ik ben een vreemde eend in de bijt waar het piano-optredens betreft.
Af en toe nieuwe werelden ontdekken houdt een mens wakker. Dus zo beland ik op een avond in de schouwburg vol verwachting over wat komen gaat. Boris Berezovski geldt volgens het Singelboek immers als dé coolste pianist van het moment. Die titel geeft echter geen enkele garantie tegen rampspoed: Boris heeft zijn schouder ontwricht en wij krijgen een vervangend programma. Een Bulgaarse dame, of ze kan ook Roemeens zijn geweest met een welluidende naam die me niet meer te binnen wil schieten. Mijn excuses aan de dame in kwestie, ik ben niet zo goed in namen en nationaliteiten. Een jongedame dus, 28 jaar, kijk, zoiets weet ik nog wel, voorzien van het nodige gewicht om een immense vleugelpiano te kunnen hanteren en bedwingen.
Die avond ontdek ik hoe heerlijk een piano-optreden is, hoe ontspannend, hoe verbeeldend, hoe allesomvattend. Ik luister en ik kijk en ik hou van de beelden die me vergezellen.
Een stevige, gespierde menner zit op de bok van een donkere, statige koets. De koets maakt een helse rit door een winterse vlakte, de paarden briesen, stoomwolken komen uit hun neusgaten, het zweet schiet in flarden van hun flanken. Ze hangen twee per twee in hun span, in vier rijen, de eerste paarden verdwijnen in de ijzige mist. Het zicht is slecht en de avond valt. De menner is volledig gefocust op het paardenspan. Hij geniet ervan om zoveel geweld en zoveel kracht in bedwang te houden. Loslaten en aanspannen tegelijk, de timing exact aanvoelen, de kleinste verandering voelen in de teugels. Het is een schouwspel dat ongeloof wekt, verbazing en verwondering. Vakmanschap van het meest pure soort.
Het publiek denkt er net zo over. De jongedame wordt beloond met een staande ovatie en de vraag naar bis en tris nummers.
En dat voor iemand die ’s ochtends onwetend wakker werd. Onwetend over het feit dat ze die avond in De Singel zou concerteren.

zondag 23 november 2008

Zondag bib(ber)dag

Als mijn uitslaapgedrag het toelaat, fiets ik op zondagvoormiddag naar de bib. Zoals vandaag. Even twijfel ik of ik mijn verwarming niet op een lage stand zou laten staan. Voor straks. Als ik terug ben. Dan is het hier lekker warm en kan ik de rest van de dag in mijn knusse nest cocoonen. Ergens in mijn hoofd, zo aan de achterkant van mijn hersenpan, flitst er een zinnetje voorbij. Zo snel dat ik het amper kan pakken. ‘Zet ze maar af, want stel dat je Jack tegenkomt, dan ben je nog niet meteen terug thuis.’ Jack, een vriend die ik al maanden niet meer zag. De verwarming gaat uit. De muts gaat op, de handschoenen aan en zelfs de beenwarmers ontbreken niet.
De straten zijn kalm, witte parels rusten op het gras, lucht ontsnapt in koude wolkjes uit mijn mond. Het doet deugd de koude te voelen en te zien. Winter, ik ben er klaar voor. De fietsersbrug over De Singel iets minder: gevaarlijke ijzel verplicht me af te stappen en te voet verder te gaan. Twee stadsmannen met oranje vesten aan gaan de ijzel te lijf met grote scheppen zout die ze eerder op één plek dumpen dan ze rond te strooien. Bovendien liggen deze bergen zout even vaak net naast een ijzelplek te blinken. Voor hen is het evengoed een koude zondagmiddag natuurlijk.
In de bib krioelt het van het volk. Mijn oog valt meteen op Jack die twee plaatsen voor mij aan de inleverpost staat. Ik glimlach en ben niet verbaasd. Onze ontmoetingen lopen immers altijd zo. Ergens in mijn hoofd flitst er zo’n zinnetje en het lijkt alsof dat een onzichtbare draad spint in een even onzichtbaar deel van de realiteit. Het enige dat ik moet doen is die draad vasthouden en hem oprollen. Aan het andere uiteinde staat Jack.
Thuizige zondag wordt uithuizige zondag. Een kop koffie, een witte wijn, een dagsoep. En praten, veel praten. Van de hak op de tak. Het ene zinnetje roept het andere op. Mooi praatwerk is dat. Andere tafeltjes worden verlaten, vullen zich weer. Een rillerige dame die naast ons komt zitten, verzucht uit het diepst van haar hart dat ze in een warm land wil wonen. Ik glimlach en ben weerom blij met deze sneeuwdag.
Aansluitend bezoeken we het Modemuseum: Maison Martin Margiela. Indrukwekkend én inspirerend én frustrerend. Je wordt immers zo in zijn wereld ondergedompeld dat je op het einde een beeld wil hebben van wie de man is. Er een kop op kunnen plakken. Zien wat voor ogen hij heeft, zien hoe hij staat, zien wat zijn lijf vertelt. Anoniem is hij en zal hij blijven. Ook een kunst.
Intussen is Antwerpen in een wit schouwtoneel veranderd. De vlokken vallen gestaag en met z’n velen uit de hemel. Het kind in mij is enthousiast. Jack en ik schuifelen naar de Groenplaats richting tram, nemen afscheid en de tram schuifelt me richting fiets. Die is in een onherkenbaar sneeuwbeeld veranderd. Ik ontmantel hem zo goed en kwaad als dat gaat, elke vrije plek wordt immers meteen weer gevuld door verse vlokken. Fietsen blijkt een beproeving, ik zie geen steek, de sneeuw wil het liefst in mijn ogen vallen. Het fietspad is bovendien onherkenbaar, ik fiets waar geen mens ooit gefietst heeft. Een passerende auto toetert, ik versta dat als ‘ben jij helemaal gek geworden om in deze sneeuwstorm te fietsen?’
Eenmaal thuisgekomen ontdek ik tot mijn grote verbazing dat mijn vingertoppen gevoelloos zijn. Het kost me de grootste moeite om mijn sleutel vast te houden, laat staan hem in het sleutelgat te steken. Hoe is dat mogelijk? Op die korte tijd! Laat me geen gletsjers beklimmen, ik zal de eerste zijn met afgestorven vingertoppen of zelfs hele armen en benen. Beelden van ijsgrotten waarin ik lig dood te vriezen doemen op. Ik sleur mijn spullen de trap op en voel dat ik zelfs op het randje van wegdraaien sta. Ik plof me neer op de zetel om te bekomen. Maar dan begint het pas: het ontdooien. Ik heb het hier niet over het tintelen dat je soms in je vingers kunt voelen als die het wat koud hebben gehad. Neen, het gaat over stekende pijn waar je geen kant mee op kan. Wachten en weten dat het overgaat, da’s alles. Oh, en helemaal zen-gewijs ‘ja’ zeggen tegen de pijn. Dat helpt eigenlijk nog het beste.
De vreugde om die mooie, koude winter is op dat moment iets of wat getaand. Ik zal ook niet meer lachen om mijn medemens zoals daarstraks om Jack. Die had te weinig kleren aan voor deze winterse dag, laat staan voor een uitstap naar de stad en hij liep langzaam te bevriezen naast mij met zijn sjaal over zijn hoofd, bibberend als een oud vrouwtje. Stoer wreef ik zijn rug warm en maakte me vrolijk over zijn kouwelijkheid.
De winter heeft me een eerste lesje geleerd.

zaterdag 15 november 2008

Maanziek

We hebben net de volle maan achter de rug en dat heb ik weer geweten: ik ben wakker op momenten dat een andere mens zijn bed opzoekt. Ik weet met mezelf geen blijf. Er ruist een dwingende stroom door mijn aders die me koortsig bezig laat zijn. Eb en vloed van het leven zijn nadrukkelijker aanwezig.
In de afdeling materniteit van ziekenhuizen beweert men dat er meer baby’s geboren worden tijdens nachten met volle maan. Politiemensen beweren dat er meer vreemd volk buitenkomt bij volle maan. Ik heb zelfs ooit iemand die op een krantenredactie werkte horen zeggen dat volle maan meer gekke telefoontjes oplevert van mensen die vreemde feiten en verhalen opdissen. Films en verhalen voeren personages op die veranderen in weerwolven en huilen, enkel als het volle maan is.
Voor mij is het duidelijk dat volle maan ‘iets doet’ met de mensen. En zo gek vind ik dat niet eens. Als je bedenkt dat de getijden van de zeeën en oceanen op deze planeet onderhevig zijn aan de stand van de maan dan is het niet eens zo gek om te bedenken dat wij mensen er ook onderhevig aan zijn. Wij bestaan immers voor 70% uit water.
Onlangs zat ik op de achterbank van een auto die door de nacht reed en naast mij zat het tweejarig zoontje van een vriendin. Plots vraagt hij: ‘Wat is dat bolletje daar?’ en ik denk dat hij het over een straatlantaarn heeft. Ik buig me naar zijn raam om goed te kijken en daar prijkt in volle glorie: de maan, het bolletje.
Janneke Maan heeft plaats gemaakt voor Bolleke Maan. Doe ze nog eens vol!

donderdag 13 november 2008

Sinterklaaskoekjes


Ik keek vanavond uit mijn raam en dacht even dat er ergens een brand woedde. Een rode gloed viel over de daken en scheen mijn kamer binnen. Een onwezenlijk licht op dit moment van de dag en met deze bewolking. Tot ik mijn hoofd buiten stak en zag dat er een kier in de wolken was, een klein gleufje. Dat gunde me even een blik op het ondergaande-zon-geweld dat zich achter de wolken afspeelde.
Mij hebben ze vroeger wijsgemaakt dat Sinterklaas dan koekjes aan het bakken is. Een wijsheid die ik met plezier verder vertel en waarin ik graag blijf geloven. Ik zie hem staan aan een groot houtvuur waarvan de vlammen gretig aan zijn baard willen likken. Zijn mijter ligt casual naast hem op zijn troon en de zweetdruppels parelen op zijn voorhoofd. Sinterklaas zijn is hard werken. Om nog maar te zwijgen van de helse tochten over de Vlaamse daken, vooral de evenwichtsoefeningen die puntdaken vereisen. Lang leve de platte daken zoals het mijne!
Maar goed, die wolken dus en de zon en al dat rood. Ze geven mij een mooi excuus om de zonsopgang én de zonsondergang mee te maken. Vooral die laatste want ik ben geen ochtendmens, maar de Sint maakt lange dagen. En zijn werkzaamheden vragen toch een kleine vorm van opvolging. Ik offer mij dus op - iemand moet het doen. Zo kan ik mij wentelen in het trage tempo van de dagen. Bewust de overgang van dag naar nacht meemaken, doet me immers vertragen. Het geeft me elke dag een afspraak, een rendez-vous met de aarde waarop ik weer die hele dag heb rondgelopen, rondgerend, gestruikeld ben, kortom: geleefd heb.

zondag 2 november 2008

Flinke single

Een housewarmingfeestje. Veel volk, bekend en onbekend, dat praat, rondkijkt en drinkt. Ik geraak in gesprek met een vrouw van mijn leeftijd die een huis heeft gekocht en zwaar aan het verbouwen is. Zij gaat een harde en koude winter tegemoet. Een tweede vrouw zet zich bij ons, zij heeft net een appartement gekocht en vindt schilderen al meer dan genoeg arbeid. En tot slot staan we daar met vier single vrouwen, allemaal een huis of appartement gekocht en aan het verbouwen of herinrichten.
Dan wordt het me allemaal te veel. Na wat gemompel over hoofdpijn, grijp ik mijn jas en ren de trappen af, naar buiten, frissen lucht. Op mijn fiets begin ik inwendig te razen. Waarom zitten wij verdorie als volwassen vrouwen in ons eentje in een huis? Dat klopt niet, waar is de man? Wat doen wij met z’n allen zo dapper, ons leven alleen levend. Onszelf overtuigen dat het ook wel voordelen heeft, dat het zo ook wel kan. We zijn flink en gedragen ons voorbeeldig, we hebben het leven in onze hand. De media spelen in op de zelfstandige, reisgrage single. We zijn zelfs ontdekt als marktsegment: éénpersoonsgerechten, speed-daten, singlereizen, …
Die verhaaltjes hebben ze mij niet verteld toen ik een klein meisje was: en Assepoester bleef als sloorke in het huis van haar stiefmoeder kuisen tot ze 30 werd. Als oude vrijster ging ze alleen op een kamertje wonen dat ze knus had ingericht, helemaal volgens haar eigen smaak, niemand om rekening mee te houden, dat was wel net zo handig. Ze had goede vrienden, een fijne job, geen man of kinderen en leefde nog lang en gelukkig.
Ooit gelezen? Natuurlijk niet, er kwam altijd wel ergens een prins vandaan. Kwam hij niet uit een koets getoverd of op een paard voorbij gesneld dan was hij een ‘tot-prins-te-kussen-kikker. Slimme truken allemaal, alleen niet meer zo bruikbaar in de huidige tijd.

zondag 26 oktober 2008

Winteruur

Het uur is ‘verzet’. Niet in de zin dat het protesteert, maar in de zin dat we de klok hebben teruggedraaid. Op zich een gekke actie, want hoe kan je nu een uur ‘verzetten’? Je pakt het op en zet het van de linkerkant in de kamer naar de rechterkant. En dat doen we dan met z’n allen tegelijk, en – uiteraard - op hetzelfde tijdstip. Om drie uur vannacht. Ik sliep toen, dus ik heb het uur niet kunnen oppakken om het te verzetten.
Volgens mij zijn er drie manieren om hier aan mee te doen.
Voor je gaat slapen zet je al de klokken in je huis juist want je wil niet voor verrassingen komen te staan als je ’s morgens wakker wordt. Dus heb je je GSM, de ovenklok, de wekkerradio, de wandklok en al die andere klokken in huis al op het nieuwe uur gezet. De verandering gebeurt eerder geruisloos.
Je gaat uit, op café en maakt er net nu de sport van om tot 3 uur te blijven hangen. Zo kan je het allemaal live meemaken, met het hele café samen het uur terugdraaien en luid uitroepen dat je nu nog een uur langer kan blijven. Tournee générale!
Je gaat slapen op het uur dat het nu is, niks aan de hand. ’s Morgens word je wakker, je stommelt wat in huis rond, zorgt voor het ontbijt. Tot je plots beseft dat je de klok een uur mag terugdraaien. En dat kan met de glimlach want je hebt net een uur kado gekregen. Deze dag heeft een heel uur extra!
We willen allemaal zo graag wat extra tijd. Wat heb jij met je extra uur gedaan?

dinsdag 21 oktober 2008

Wellicht

Buiten de sneeuw
valt er niet veel
te geloven.

Een kleine god wellicht
die zich tussen vlokken vouwt,
zich weerspiegeld weet.

Grote goden houden zich
gewoonlijk buiten dit alles,
vertoeven er soms midden in.

Buiten de sneeuw
valt er niet veel
te rapen.

Een kleine droom misschien
waarin ik wasem op een raam ben,
kristalhelder getekend sta.

Grote dromen vallen als
glasscherven uit elkaar,
verzinsels van te koude nachten.

Witte druppels dwarrelen uit donzen wolken.

Verder valt er niet veel
te geloven,
een kleine god wellicht.

zondag 19 oktober 2008

Nieuwe madam

“Zijt gij een nieuwe madam?”
Die vraag werd mij plompverloren gesteld. Of ik een nieuwe madam ben? Ik ondervond de neiging om filosofisch te worden. In de trant van mensen die herboren worden, zich als nieuw voelen. Een bergbeklimmer die op de top van de Mount Everest staat met zijn armen ten hemel en een gelukzalige uitdrukking op het gelaat. Zo iemand voelt zich volgens mij herboren. Maar zo voelde ik mij niet. Ik was met de fiets gekomen en had dus geen heldhaftige daad achter de rug. Hoewel je fietsen in de Driekoningenstraat toch wel in de categorie ‘gevaarlijke actie’ kan onderbrengen, maar ik had geen behoefte om een vlag neer te planten of mijn armen ten hemel te heffen. Dus wat dat betreft was het antwoord nee.
Ik had echter zo’n donkerbruin vermoeden dat het dat niet was wat de vrouw achter de balie wilde weten. Ze keek me aan zonder oprechte nieuwsgierigheid te uiten, eerder met een lege blik die hard werken en lichte stress verraadde. Ze was niet echt geïnteresseerd in wie ik werkelijk ben, laat staan in hoeveel van mij dan nieuw is en sinds wanneer.
De vraag hing in de lucht en ik zocht tevergeefs naar een pienter antwoord. Ik moest me inhouden om niet in lachen uit te barsten want het meest van al werkte de vraag op mijn lachspieren. Ook wel op mijn wenkbrauwen die licht fronsend en verbaasd in de hoogte gingen.
Toen begreep ik de vraag voor wat ze was en hoewel ik me niet nieuw voelde, was het juiste antwoord toch ‘ja’. Ik was immers niet de madam die de boeken had afgeleverd die de bibliotheekvrouw nu behandelde. Ik was de nieuwe madam die met nieuwe boeken stond te wachten om ze binnen te leveren. De oude madam was al tussen de boekenrekken verdwenen nog voor haar boeken goed en wel ingeleverd waren. In al haar concentratie had ze niet gemerkt dat de dames voor haar neus een spectaculaire verwissel-act hadden uitgevoerd.
Toen ik dan mijn materiaal mocht binnenleveren – want dat was niet meteen – vertelde ik dat de CD me zeer goed bevallen was. Erg rustige, mooie Chopin. Met een zucht wenste ze luidop dat die muziek in de bib gedraaid zou worden, dat ze die rust wel kon gebruiken. En ze knikte fatalistisch met haar hoofd in de richting van joelend kindergeluid dat uit de voorleeshoek opsteeg. Ik denk dat het bib-personeel nood heeft aan een vormingssessie ‘omgaan met stress’.
Een nieuwe madam heeft gesproken.

zaterdag 18 oktober 2008

Herfstcliché

Ik fiets door het Peerdsbos, een bos met veel verschillende hoeken, kanten en tijden. De tijd ‘weekdag half vijf’ is mijn favoriete, met stip boven ‘zondag half drie’. Het bos is dunbevolkt: enkele wandelaars, een snelle fietser, mensen op weg van werk naar huis.
Richtingloos kies ik mooie brede paden met loofbomen die een wonderlijk spel spelen met het zonlicht. Het kleurenpalet maakt me duizelig, het maakt me high. Ik kan er niet té veel van hebben, dan barst ik. Maar net als een verslaafde kan ik er niet genoeg van krijgen. Nog even dat paadje in, en kijk, daar is het ook mooi, nog even tot aan de bocht. Met open mond weet ik niet waar eerst kijken. Als een klein kind zo blij ben ik als ik vijf vogels zie opvliegen die in hun vlucht een hoop bladeren doen opwaaien.
Stilaan geraak ik uitgefietst, mijn vaatje zonlicht is weer voldoende gevuld. Mijn boek roept evenals een warme plek binnen.
Ik stap de Melkerij binnen – waar ik eerst een lawaaiige veranda doorspartel – om dan binnen een rustige oase te vinden met uitnodigend in het midden tegen de verste muur een open haard. Een ferm exemplaar dat onverstoorbaar enkele houtblokken tegelijk aankan. En warempel, vlak voor dat gezellige vuur prijkt een lege ronde tafel. Ik wandel op de tafel af en vraag me tegelijk af waarom die andere mensen daar niet zitten. Waarom zitten zij zo ver af, achter een paal of bij de inkomdeur? Ik zet me neer en ben tevreden, het loopt gesmeerd. En kijk, daar is de ober al.
De ober vraagt echter niet wat ik wil drinken, hij zegt verontschuldigend dat hij net telefoon heeft gehad en dat deze tafel gereserveerd is. Mijn ogen speuren de tafel af naar een ‘gereserveerd-bordje’. Een lichte paniek blinkt achter in zijn ogen. Ik kijk hem aan met een uitdrukking op mijn gezicht die iets van donder en bliksem inhoudt en die vrij vertaald zegt: “Ik denk het niet. Ik zit hier al eeuwen en ik zit hier perfect.” Bijna kruipt hij achter het legertje lege stoelen weg. Ik vraag hem kordaat wanneer zijn gasten komen. Hij stamelt ‘rond zes uur’ en ik glimlach zelfverzekerd dat ik tegen dan al lang weg ben. Opgelucht over deze win-win situatie vraagt hij wat ik wil drinken en ik bestel triomfantelijk een warme chocomelk uiteraard mét slagroom. Dit wil ik vieren: mijn eerste open haard van de herfst.

woensdag 8 oktober 2008

Luxekast

Een kleerkast, twee open laden vol T-shirts met alle mogelijke mouwlengtes. Topjes met spaghettibandjes, haltertopjes, kleine mouwtjes, lange mouwen, van elk is er minstens één te vinden. Ze liggen bovendien netjes geordend: de lange mouwen bij elkaar in de rechterlade, de rest in de linkse. Het is een heerlijk zicht: een mooie, oude, eiken kast met een grote spiegel staat stevig op haar poten en laat met lichte trots haar hebben en houden zien.
In mijn blootje sta ik voor de kast, fris gewassen na een heerlijke ochtenddouche. Ik kies en combineer en verleg mijn kleren. Sommige dagen is er tijd nodig om tot een outfit te komen.
Zoals vandaag en dat gaat steevast gepaard met gedachten: 'Een zwarte bh past niet onder een wit topje.' ‘Laagjes, het is oktober, het zijn gekke temperaturen en dan zijn laagjes handig.’ Waarop een waterval aan beelden door mijn hoofd tuimelt. Hoeveel mensen zouden er op dit moment hun kleren aan het aandoen zijn? En wat met eskimo’s, hebben die ooit wel eens een warm moment dat zij ook in hun blootje kleren kunnen kiezen? Het laagjesconcept is voor hen waarschijnlijk een constante in hun leven. Onvermijdelijk komt ook het beeld van kleine hutjes met aarden vloer zonder kleerkasten die trots hun bulkende buiken laten zien. De laden van mijn kast schuiven ongemerkt wat naar binnen. Beelden van kamers die vestiaire of dressing heten, één paar schoenen op een platte, kartonnen doos, 1000 paren schoenen van Imelda Marcos.
Het beeld van de koude eskimo’s blijft hangen. Ik voel me baden in weelderige luxe, omdat ik in oktober, in mijn blootje, zonder de verwarming aan, sta te kiezen voor mijn kleerkast. Ik leef in overvloed.

zondag 5 oktober 2008

Dikken darm


Op een klein eiland in een klein meer op het domein van de Verbeke Foundation ligt Sleep Rectum. Joep Van Lieshout maakte deze dikke darm van polyester, bloedrood aan de buitenkant, voorzien van de nodige aders en spierwit aan de binnenkant. Feiten die mij onbekend waren toen ik de uitnodiging van 15 jaar Rasa kreeg en las dat je een overnachting kon winnen in dit kunstwerk. Vast van plan om dit te winnen, vroeg ik aan een vriend om mee te gaan naar het feest, als mijn persoonlijke geluksbrenger. En kijk, het geluk was aan onze kant en we konden zelfs twee dagen later al terecht in onze gekke bed and breakfast.
We komen laat toe, het is al donker en zonder veel woorden wijst de dame des huizes ons de weg naar ‘den darm’ zoals we Sleep Rectum intussen noemen. Ze geeft een korte rondleiding, enkele praktische tips en laat ons dan alleen achter op het grote domein. We installeren ons en besluiten een avondwandeling te doen.

Hoe heerlijk om de nachtelijke versie te ontdekken van de kunstwerken die her en der verspreid staan. Een kudde paarden ziet er verdacht veel levendiger uit dan overdag, wanneer je beter scheurtjes, gaten kan zien en kleine planten die door hun pantser groeien. Ik voel hun bloed kloppen en verwacht elk moment een briesend geluid in mijn oor. Met voorzichtige passen bewegen we ons tussen de dieren, onze eigen angst overwinnend. Wat verder staat een reuzengrote bijenkorf waar we middenin gaan staan met ons hoofd in onze hals. De ronde opening tekent grafisch af tegen een donkere hemel, als een werk van Escher.
Rondwandelen op een verlaten domein in een zachte, donkere nacht geeft iets magisch, een verbondenheid met al de kunstwerken die hier staan, dag en nacht, als het publiek weg is, als de kunstenaar er niet is en de eigenaars ook niet. Wij en de kunstwerken, wij en ‘den dikken darm’.
Na een verkwikkende nachtrust en met toch iets van polyester- en verfgeur in onze neus, worden we vergast op een lekker ontbijt. De zon schijnt op de dorpel, de meerkoeten en waterhoentjes laten zich horen en de eerste groep bezoekers wordt al rondgeleid. Wij genieten en zijn zeer tevreden met dit onverwachte geschenk.

Later op de dag zijn we terug in de stad en in de ban van het geluk kopen we allebei een Win for Life want dit is het moment, we voelen het! De loterij denkt daar anders over, allebei niets, zelfs geen eurocent. Tja ‘don’t push your luck’ zeker?

zondag 28 september 2008

Zomerse geur

Ik fiets over de brug die me van deze kant van de Singel naar de ‘stad-kant’ voert, richting Berchem Station. Steevast fiets ik hier spook, omdat dat gemakkelijker is aan de volgende lichten en zo win ik tijd. Denk ik. Naast dat deel van het fietspad staan steeds grote, logge opleggers van vrachtwagens. Als mannen met een te brede borstkas nemen ze een groot deel van de weg in. Het geeft mij als fietser slechts een millimeter plaats tussen de diepte van de Ring en hun brede lijven. Bovendien verspreiden ze soms de zeer onsmakelijke geur van een slachthuis dat net is uitgekuist maar waar de stank van uitwerpselen nooit weggewassen geraakt. Een geur die zelfs in mijn ogen prikt. Ze zouden een waarschuwingsbordje moeten zetten waarop een neus met een knijper prijkt.
Tijdens zonnige dagen – zoals die van het voorbije weekend – komen de geurvlagen nog hardnekkiger op je af. En net op het moment dat ik mij in die kleine fietsruimte wurm, passeert er in de tegenovergestelde richting een voetganger. En wat voor één. Een man op leeftijd die zo uit een upper-stiff-lip Engelse serie lijkt weggelopen. Keurig in pak, haren netjes in de plooi gevouwen en gelaatsuitdrukking op hoffelijk maar ondoorgrondelijk. Het kan niet anders dan dat deze man hét ook geroken heeft, maar hij geeft geen krimp.
Terwijl ik verder fiets, mengt het beeld van de man zich in mijn hoofd met de geur en stel ik me voor dat hij die geur verspreidt. Ik lach, het zou mijn waarneming van de man drastisch veranderen. Dat kopje thee samen kan hij op zijn buik schrijven!
Het zou een fijn experiment zijn om mensen zijn beeld te laten zien en hen stiekem ook wat onsmakelijke geur te laten opsnuiven. En hen vervolgens het beeld van een sjofele, vuile man met zwarte nagels en een tand te weinig te laten zien en hen tegelijk de nieuwste geur van Issey Miyake te serveren. Ik ben benieuwd welke denkbeelden er dan in gang gezet worden. Wat zou er winnen: beeld of geur?

zaterdag 13 september 2008

Trage rits

Alles verloopt traag vandaag. Zelfs als ik sneller zou willen, het zou niet kunnen. Gelukkig val ik helemaal samen met dit trage tempo van de dag.
Ik heb net boodschappen gedaan. Uiteraard stond ik in een eindeloze rij aan de kassa, een rij die toevallig net vandaag het traagste vorderde. Geen haar op mijn hoofd dat er zich echter druk om maakte en nu sta ik al een halve eeuw mijn boodschappen in mijn fietszakken te ordenen. Hoe verdeel ik het gewicht gelijkmatig over de twee helften zodat ik straks niet thuiskom met één zak die tegen de grond hangt en de andere die ongemakkelijk op de bagagedrager ligt. Dat houdt me bezig en verder ook de vraag wat er nog bij in mijn handtas kan.
Intussen zie ik al de hele tijd vanuit mijn ooghoek een jonge kerel van een jaar of 13 aan zijn fiets staan prutsen en aan zijn kleren. Hij wil bestudeerd stoer overkomen maar je ziet in één oogopslag dat hij bij de eerste aai luider gaat liggen spinnen dan de gezelligste kat. Zijn kleren overtreffen de gekste patronen, zoiets als streepjes en bolletjes en zwart-wit-effecten tegelijk.
Ik buig voorover om mijn fietsslot los te maken en als ik me weer rechtzet, staat hij tegenover mij op het voetpad. Mijn ogen hebben hem helemaal gescand: zijn schoenen, zijn broek, zijn jasje, zijn gezicht. We kijken elkaar recht aan, hij gaat met zijn hand door zijn haar en alsof hij dat elke dag doet, vraagt hij mij: ‘Zie ik er goed uit?’ De vertrouwelijke en open toon van de vraag verwacht van mij een uiterst eerlijk antwoord. Ik glimlach en zeg: ‘Absoluut, maar ik zou wel de rits van je broek dichtdoen.’
Zijn ogen verbreden maar onmerkbaar snel herstelt hij zich. Zonder gène ritst hij zijn broek dicht, bedankt me en stapt vol zelfvertrouwen verder.

zondag 7 september 2008

Twijfel vreet

Twijfel vreet alles kaal. Het vernietigende werk van orkanen en zandstormen verdwijnt in het niets bij wat twijfel kan aanrichten. Zoals ratten gangen graven, eindeloos, tot een heel dorp instort en in die gangen verdwijnt, zo vrat twijfel een holte in het lijf van de meest moedige man van de wereld.
Een krater van jewelste, niet te dichten, niet te meten zo groot. Daar waar zijn dappere hart zat - en dan net er onder - zag je een gapend gat van wel tien wolkenkrabbers diep.

Hij heeft die leegte willen vullen, natuurlijk wilde hij dat, hele dagen dacht hij aan niets anders. Maar elke gedachte riep een nieuwe gedachte op en liet hem steevast besluiteloos achter. Als dappere man werd hij er gek van, twijfel won altijd. Zijn verstand kon met niets toepasselijks op de proppen komen.
Een tijdlang is hij dan dramatisch beginnen eten. Reuzenporties die uit één van zijn twintig ijskasten kwamen, stonden op zijn tafel uitgestald. Rustig maar gestaag werkte hij die naar binnen tot hij besefte dat de holte niet zijn maag betrof maar een andere, onbenoembare plek in zijn lichaam.
Een plek die soms gevuld werd met indrukken van buitenaf. Als hij een mooie vogel zag, vroeg hij zich af of het beeld ervan zou passen, een fikse bomenrij leek veel te groot en van een wolkendek wist hij niet hoe het te vouwen. Hij probeerde het te vullen met het huilen van een jonge vrouw, met de tranen van een kind, de klanken van een accordeon. Omarmingen noch omzwervingen brachten echter blijvende redding.

Uiteindelijk heeft hij het gapende gat kunnen vullen met het licht van een toevallige kaars. Dat licht vulde de hele krater en ontstak een sprankel verlangen in hem, net groot genoeg om zijn twijfel een hak te zetten.
Het was een klein verlangen, niet meer maar vooral ook niet minder.

woensdag 3 september 2008

Hartstocht

Mijn hart werkt perfect. Ingebed in de duisternis van vlees en bloed, klopt het, al mijn jaren aan een stuk. Soms wat harder, soms wat zachter. Het doet me blozen, het geeft ritme aan m’n leven en het gaat verder geen kant op. Een trouwe metgezel. Ik kan me geen beter hart wensen.
Maar mijn hart heeft ook geleerd stil te zijn. Eigen wensen houdt het voor zichzelf. In het zachte ritselen van mijn aderen hoor ik het fluisteren. Tintelingen in mijn vingers prevelen een stille boodschap. Rillingen langs mijn ruggengraat maken me duidelijk dat mijn hart zich roert. Met mijn oor kan ik echter niet tot bij mijn hart en er is niemand die in mijn plaats kan luisteren. Wanneer heb ik mijn hart geleerd om zo stil te zijn?
Want mijn wens is om hartstochtelijk te leven. Hartstocht: ik bekijk dat woord, proef het, laat het een tijd op mijn tong liggen. Ik vraag me af wat het is en of het tocht in de kamers van mijn hart. En of dat dan wil zeggen dat de deuren op een kier moeten staan. En is dat wel gezond, al die kieren en gaten en de wind die daar overal door kan?
Een minimum aan isolatie lijkt me een goed idee en misschien kan ik de tochthond af en toe eens voor een andere deur leggen.

woensdag 27 augustus 2008

Natuurlezen

Ik ben in Frankrijk en ik wandel door de natuur. Kleine paadjes met grote rotsblokken en grijze kiezelstenen tonen me de weg. Het uitzicht is adembenemend vol vlakte en bergen tegelijk. Ver weg liggen wat huizen in het landschap alsof een kind er zijn blokkendoos leeg kieperde. Wat later zie ik vlakbij in de kant van de heuvel een autowrak steken. Het is helemaal ingegraven en er is net genoeg metaal en structuur zichtbaar om het als auto te kunnen identificeren. Wie heeft dit vrij geborsteld? Hoe hebben ze dat daar gekregen? Wat doet dit skelet van metaal hier? Mijn anders steeds zo verhalenzoekende brein blijft blanco. Ik kan alleen maar kijken.
Nadien wil ik aan vrienden wijzen waar die wagen ligt. We rijden de kronkelweg weer af en ik zeg resoluut: ‘Hier was het, hier ligt dat verroeste wrak in de kant’. Een bocht later denk ik dat het ook daar kon geweest zijn. Of nog een bocht verder. En dan bedenk ik dat ik me geen weg weet in de natuur. Ik herken de boompjes en struiken niet. Zet me in een stad en ik herken de verschillende gebouwen wel, kan de straatnamen lezen en soms zelfs onthouden en weet me te oriënteren door een kerk of een monument.
De natuur echter laat me in al haar verscheidenheid voelen dat ik aan blindheid lijd. Blind voor de verschillende vormen en kleuren van de struiken, blind voor het aantal grote stenen en hun oppervlakte, blind voor de ruimte tussen de gewassen en blind voor de kleuren van de aarde. Ik heb nooit geleerd de natuur op die manier te lezen. Dat voelt plots opmerkelijk arm aan.

zondag 17 augustus 2008

Grond

Vanuit verre verledens
heeft zij geleerd een berg te zijn
onbewogen te blijven staan
onder zwermen gedachten
die onophoudelijk af
en aan vliegen
nesten bouwen
onder haar schedeldak.

Aan haar voeten groeien
diepe wortels en naakte
kleine bloemen. Vochtige

zwaartekracht vult haar basis.

Haar lichaam is haar aarde,
de grond die zij vaak verliest.

woensdag 6 augustus 2008

Lege dagen

Begin augustus, het scharnierpunt van de vakantie. Klap de tijd nu dubbel en hup, de schoolbanken zitten weer vol. Zover zijn we echter nog niet, nu is het nog even eeuwig vakantie. En als de vakantie zich rondom mij in volle omvang laat zien en voelen, dan wil ik daar graag wat van meepikken. Voor een werkend mens is het een uitdaging om een vakantiegevoel te creëren en buiten de werkuren het gedrag van de relaxte vakantieganger over te nemen.
Zo’n vakantiegevoel overviel mij laatst op een eenvoudige zaterdag midden in mijn eigen stad. Het was een dag die op voorhand niet ingevuld was, hij was helemaal leeg bij de start en kreeg zo de kans om zichzelf te vullen. De dingen gebeurden en ik ging er in mee zonder dat ik er iets voor hoefde te doen. Hier en nu zijn – wat vaak zo afschuwelijk moeilijk is – werd plots een fluitje van een cent.
Lege dagen geven een kans om te ontdekken. Bijvoorbeeld dat ik behalve een wipneus ook twee wiptenen heb, iets wat tot nu toe nog niet was doorgedrongen. Een kans om samen met een zwangere vriendin onze benen omhoog te leggen in de zetel en wat losse gesprekken de lucht in te sturen. Kans om binnen te springen bij vrienden, mee te lunchen en pas uren later weer te vertrekken.
Dat is wat vakantie mag zijn voor mij: luie leegte creëren, mezelf buiten de tijd voelen. Een uur lijkt een dag en ik word weer kind.

maandag 30 juni 2008

Traag afscheid


Om de maand af te sluiten presenteer ik jullie midden in de zomer een fijne, oude herfstgedachte die ook iets verwoordt over een afscheid dat nog ver weg lijkt maar er toch plots sneller is dan verwacht.

Een blad dwarrelt traag
twee bladeren nog trager
een boom is plots kaal
is snel dan traag in het kwadraat?

zondag 29 juni 2008

Vriendelijk bos

In een groot bos zit ik aan de voet van een rustige boom en laat mijn tranen de vrije loop. Het lijkt alsof ze in de bosgrond sijpelen en samenvloeien met het diepe grondwater. Ik ervaar een troostende aanwezigheid en voel me opgenomen in een kringloop waarvan ik de wetten slechts vaag kan vermoeden. Het bos heeft geen last van mijn verdriet, het is groot genoeg om op te nemen wat ik het geef. Op zo’n momenten krijgt een boom een schoot waarin ik me kan nestelen voor zo lang dat nodig is. Zonder oordeel laat het bos mij daar zitten. Het spel van zonlicht gaat onverminderd door tussen de bladeren. Kleine bewoners kruipen even goed over mijn benen als over boomwortels. Het bos laat mij begaan.

Het zou ook anders kunnen.
Vanaf het moment dat ik mij aan de voet van de boom zet, slingert er een tak klimop geluidloos over de grond naar me toe. Voor ik tot drie kan tellen word ik vakkundig gekneveld. Drie eekhoorns dribbelen uit de kruin naar beneden. Eén knijpt mijn neus dicht, de ander zet een trechter in mijn mond en de derde giet boomsap in mijn keel. Een colonne mieren zet zich in beweging naar mijn hoofd en maakt van mijn haar hun nieuwe nest. Drie bosspinnen starten razendsnel aan de bouw van webben tussen mijn tenen en de plaatselijke specht besluit mijn oren te testen op hun stevigheid. Tien kleine muizen knabbelen smakelijk van mijn vingerkootjes en om te voorkomen dat ik het hele bos bij elkaar schreeuw heeft een schattige mus een nest in mijn mond gemaakt. Regenwormen komen op het geluid van de specht af en boren gaatjes in het vel van mijn benen zoals ze zich en weg door de aarde banen. Ik zie nog net hoe een dikke rat met wellustige ogen komt aangesneld voor ik het bewustzijn verlies door een tak van de boom die met grote kracht recht op mijn borst slaat.

Maar kijk, niets van dit alles gebeurt echt.

Ik zit en blijf zitten tot mijn tranen op zijn. Het bos is vriendelijk en geen tak aan de bomen die er aan denkt een vredige wandelaar vijandig te benaderen. Hoe groot mijn emoties ook zijn, uitzinnige blijdschap of oeverloos verdriet, het bos weet er raad mee en blijft er steevast onbewogen bij.

dinsdag 24 juni 2008

Lege landweg

In de kant van de weg zit een vreemd mannetje. Ik ben al een hele tijd aan het wandelen zonder een mens tegen te komen en nu plots zit daar zo’n gek mannetje in de kant.
Hij draagt een jeans en een bruine pull met rolkraag. Hij heeft stevige stapschoenen aan en naast hem staat een grote rugzak op een massieve steen. Op zijn neus staat de meest coole rode zonnebril die ooit gemaakt is.

Het mannetje lijkt op iets te wachten. Hij tuurt van links naar rechts, van voor naar achter en jawel … van boven naar onder. Telkens hij van richting verandert, duwt hij langs één kant zijn zonnebril omhoog en geeft hij mij een knipoog.
Ik word er zenuwachtig van en vraag mij af of er ook nog iets te gebeuren staat.

Blijkbaar kan dat mannetje mijn gedachten raden, want plots draait hij zich naar mij, bukt en duikt in zijn veel te grote rugzak. Voor mijn ogen zie ik in een razend tempo allerlei fascinerende voorwerpen voorbij vliegen. Versleten blauw-wit gestreepte slippers, een oude zwarte telefoon met draaischijf, een parachute, een vergeelde plastic badeend, een sprookjesboek van Grimm, een suikerspin, een paraplu met reclame en een prachtige oude paspop.
Wacht eens even… Hoe kunnen al die spullen uit die rugzak komen?
Maar voor ik hier verder over kan nadenken, geeft het gekke mannetje mij met een diepe buiging een papiertje.

Neen, het is geen papiertje, het is een foto. Een oude, één van mezelf als zesjarige. Op de foto kijk ik verrukt in de lens met in mijn ene hand een ijsje en in mijn andere hand mijn driewieler. Ik lach mijn tandjes bloot, er ontbreekt er één. Achter mij staat op een picnictafel een kooitje met een gele vogel in. Ik heb een blauw sponzen broekje aan en een wit t-shirt. Mijn ogen zijn licht dichtgeknepen om de zomerzon buiten te houden.
Deze foto roept een metershoge golf van herinneringen op: alle warme zomeravonden die ik ooit meemaakte, de lange jaren als kind, de geur van hars van bloedende dennenbomen, alles zit vervat in dit ene beeld.

Pas dan besef ik dat die foto ook uit de rugzak van dat gekke mannetje komt.

Dat kan niet.

Dat is onmogelijk.

Hoe komt hij er aan? Zou hij mijn ouders kennen?

Ik kijk vragend naar het mannetje. Als antwoord zet hij zijn zonnebril af.
Mijn adem stokt.
Ik kijk recht in de ogen van de aarde, ik zie de wortels van alle bomen. Ik zie de bron van alle rivieren en de nesten van alle dieren.

Dan draait het mannetje zich om.
Mijn adem stokt een tweede keer.
Ik kijk recht in de ogen van de hemel, ik zie de punten van alle sterren. Ik zie de wind die niet waait, de achterkant van de zon en de vleugels van alle vogels.

Het duizelt in mijn hoofd, ik voel me opgetild in de lucht en mijn hart klopt oneindig kalm.
Ik zie niets meer, ik hoor niets meer, ik ruik niets meer, maar ik ben overal.

Langzaam daal ik weer naar beneden tot ik voel dat mijn voeten op de grond staan. Moeizaam doe ik mijn ogen open en beweeg mijn stramme vingers. Ik heb wel duizend jaar geslapen.
Vol verwondering kijk ik rond.
Ik zie witte stapelwolken, oude dennenbossen en velden vol rijpe maïs.
Recht voor mij zie ik een landweg.


Leeg.

woensdag 18 juni 2008

Slapend geluk

Een auto raast door de nacht. Langs de autosnelweg flitsen bomen voorbij en tussen de bomen hangt telkens een flard van de maan. In de auto zitten wij, een kleine familie: grootouders, ouders, twee kindjes en een tante. We komen van een groot familiefeest waar het laat geworden is en rijden huiswaarts.
Eén kindje is al op het feest in de zetel in slaap gevallen en zij probeert die slaap in de auto verder te zetten. Haar armen en benen testen elke mogelijke positie uit, maar geen enkele is lang vol te houden. Telkens als de auto remt, valt haar hoofd naar voor en wordt ze weer wat wakkerder. Ik heb mijn sjaal over haar gelegd zodat de warmte rond haar lijfje blijft hangen en haar de illusie van geborgenheid van een echt bed geeft. Op mijn schoot zit het andere kindje, de jongste van twee, bij het begin van de rit nog klaarwakker en gezellig babbelend. Zijn praten wordt echter steeds rustiger en rustiger tot het uiteindelijk stilvalt, zoals het laatste streepje zon dat aan de horizon verdwijnt.
Mijn gedachten dwalen af naar de talloze malen dat ik als kind in slaap viel tijdens familiefeestjes. Ik zat dan op de schoot van mijn moeder of vader, met mijn hoofd tegen de klankkast van hun borstkas. Mijn oor was een grote schelp die versterkt het bonzen van hun hart opnam. Zo belandde ik in een slaapland waar alles goed was en waar het eeuwig laat was. Stemmen klonken in de verte, kwamen even dichterbij en zonken weer weg. Soezend dreef ik door de late uren van de nacht de auto in tot uiteindelijk een echt bed met frisse lakens me als cocon omhulde.Heerlijk was dat toen en heerlijk is het nu om dat met oudere ogen gade te slaan. Ik lees wel eens dat je het geluk niet buiten jezelf mag zoeken, want als je het buiten jezelf legt, dan kan het wegvallen. Maar deze nacht in deze auto ligt het geluk wel buiten mij, het ligt slapend in mijn schoot, een blond jongetje geluk.

vrijdag 13 juni 2008

Positief denken

Voorbije week verjaarde een vriend van me. Een vriend die vorig jaar rond deze tijd te horen kreeg dat hij kanker had én dat hij 90 procent overlevingskans had. Negen mensen op tien genezen! Dat klonk veelbelovend en in zijn hoofd kwam het niet eens op dat hij misschien die ene zou zijn zonder overlevingskans. Het percentage verminderde echter naarmate de behandeling niet aansloeg en dit jaar was hij er niet meer op zijn verjaardag. Zijn gevecht en zijn positief denken mochten niet baten.
Aan positief denken wordt toch zoveel kracht toegeschreven? Dat van hem had verdorie een heel ziekenhuis kunnen genezen!
Niet dus.
Ik heb aan hem gedacht op zijn verjaardag. Zoals ik wel meer aan hem denk op andere dagen. En ik dacht aan zijn moeder, aan zijn petekind, zijn zus, zijn beste maten. Hoe die het nu ook allemaal moeten stellen zonder hem. Die hele tijd al, sinds hij gestorven is tot nu. Kerstmis, Nieuwjaar, zijn verjaardag,… En ik vraag me af of dat dan ‘niet sterven’ is: verder leven in de hoofden van diegenen die je achterlaat, maanden en jaren lang. Want op sommige dagen vind ik dat behoorlijk mager en kan ik me niet voorstellen dat hij daar iets mee kan.
Op andere dagen kan ik er rust bij voelen en zelfs een zekere aanwezigheid. Dan komt zijn aanstekelijke bulderlach me voor de geest, zonder enige moeite, dan hoor ik hem reageren op mijn verhalen en dan zie ik zijn handen een sigaretje rollen. Het doet me deugd dat hij er dan weer even is.

woensdag 11 juni 2008

Fong Sjwé

Harmonie tussen binnen en buiten, daar blijkt Feng Shui – spreek uit zoals in de titel – zich mee bezig te houden. Alles hangt met alles samen, er wordt niet in hokjes gedacht. Zoals het met je nieren gesteld is, zo gaat het met de wallen onder je ogen. Zoals het met je naam en faam gaat, zo gaat het met de vuur-hoek in je huis. Steden ontwikkelen zich vaak aan de rechterkant van een rivieroever omdat daar de energie het meest interessant stroomt. Dus klopt het toch met dat gevoel dat Linkeroever een gekke plek is.
Ik voel wel iets voor die verbindingen. Niet zoals bij ons waar je naar de hartspecialist gaat als er wellicht iets mis is met die spier en als blijkt dat het over je longen gaat, dan kan hij je niet verder helpen. Huidproblemen zijn voor de dermatoloog en bij de neus-, keel- en oorarts kan je echt niet terecht met die pijnlijke voeten. Ieder zijn specialisme, maar wie houdt het geheel in het oog?
Mijn huis geeft mij dus een beeld hoe het met mijn verschillende organen gesteld is maar ook hoe het met verschillende domeinen in mijn leven staat.
Al de relatiehoeken van mijn vorige huizen komen me voor de geest. Bij het ene een deur naar de kelder, bij het andere een traphal tot helemaal aan het dak: vooral veel lucht dus en bij het laatste een tv-hoek. Allemaal niet bijster aantrekkelijk. En in de relatiehoek nu staat een wc. In dit domein is duidelijk een intensieve sessie EHBO nodig. Dat wordt alvast een rood wc-matje in de vorm van een hart, wc-papier met hartjes en een rood vuilbakje.

maandag 2 juni 2008

Verfrissend

Voor mij is een onweer na een zwoele dag een beloning voor de hitte die ik dapper doorstaan heb. De hele dag ben ik in de weer en voortdurend zit er een kleine zweetdruppel te dringen ergens tussen mijn schouderbladen. Met klam voorhoofd en slome tred beweeg ik door mijn huis. Dat zwoele weer legt mijn systeem plat, ik zou de eerste zijn om in de jungle het loodje te leggen. Ik hoor Frank Deboosere dan ook met plezier de regenbuien en donderslagen aankondigen en vol verwachting hoop ik dat de onweersbuien dit deel van het land niet zullen overslaan. Zoals je als kind hoopt dat Sinterklaas jouw schoen niet zal vergeten.
De donders zoals ze nu weerklinken, doen me denken aan God als een kodo-drummer. Ik zie hem al boven het wolkendek torenen, met weidse kleren aan, polsbandjes om en een duivelse blik in zijn ogen. Een blik van onmetelijk plezier om de helse ritmes die hij aan de wolken weet te ontlokken. Hij vuurt zichzelf aan met enkele oerkreten en doet er nog een schepje bovenop om zijn engelen te imponeren. Water gutst met bakken over het schouwtoneel en tussendoor weet hij als geen ander de belichting van zijn show te orchestreren.
Ik kan alleen maar stil zijn en genieten van dit verfrissende spektakel.

woensdag 28 mei 2008

ochtendwoorden

ochtendwoorden staan
gedekt op tafel
stuntelig door elkaar heen
weten ze zelf niet wat zeggen
ze kijken alle kanten op
voelen nog het warme knusse plekje
tussen de lakens, de geur
hangt als een wolk boven hen
zacht schurken ze zich wakker tegen de koffiepot

aan de tafel twee zwijgende mensen
hun lichamen als verdwaalde reizigers
in een uitgestrekt graslandschap
voeten schuifelen loom over de houten vloer
ellebogen houden handen en hoofden recht

stilaan verdwijnt de nacht uit hun ogen
en de slaap uit hun kelen
'hm' zegt hij
'ja' zegt zij

woensdag 21 mei 2008

Te gast

Ik was gisteren te gast in een zeer mooie tuin, een lieve tuin waar alles zijn plekje heeft en waar je de aandacht en zorg voelt van kundige handen. Als boom in zo’n tuin heb je geluk, want als je ziek bent, dan komt de boomchirurg en dan word je extra in de watten gelegd.
Vanuit deze tuin heb je bovendien zicht op twee prachtige bomen met een groot bladerdak waar de zon heerlijk in kan spelen. De ene is 70 jaar, de andere 75, in mensenjaren een zeer gezegende leeftijd.
Zij hebben echter minder geluk want zij staan net over de grens bij de buren, op een ander stuk grond, opgekocht door een projectontwikkelaar. Hij wil er niet één maar vier woningen bouwen. Anders kan hij waarschijnlijk niet van een project spreken. En jammer maar helaas, die twee prachtige bomen staan in de weg voor zijn plannen.
Deze man meent dat hij mag beslissen of die gekapt worden of niet. Want ons systeem van grond kopen maakt hem eigenaar van een kluit aarde. Hij, als passant met zijn korte leven, heeft dan zeggenschap over wat er met de natuur op zijn kluit aarde gebeurt.
En er zijn een heleboel mensen die dat met een respectvol hart doen.
En er zijn een boel mensen die dat niet doen. Zij zouden een boom vol olie gieten, hem doelbewust ziek maken of hem kapot laten snoeien. Gelukkig hebben we snoei- en kapvergunningen uitgevonden, maar ook dat houdt onze man niet tegen. Vergunningen kunnen nog altijd met de lange arm verkregen worden. Of hij kan de bomen gewoon kappen en de boete betalen. Die is immers peanuts vergeleken bij de opbrengst van zijn project. Gelukkig zijn er op dit moment nog de buren die hem tegenhouden.

Zou deze man zich ook zo gedragen op bezoek bij zijn ouders? Zou hij met zijn laarzen, vol modder besmeurd over het witte tapijt in de woonkamer struinen, een kast buiten gooien omdat die in zijn weg staat en de poten van de stoelen wat kortwieken omdat hij ze te hoog vindt naar zijn smaak?

Wij bezitten de aarde niet, we zijn hier te gast.
Een zekere dankbaarheid voor dit gastvrije onthaal lijkt me niet meer dan gepast.

zondag 18 mei 2008

Huiselijke geluiden


De geluiden van mijn huis, van mijn buren, van de kleine wereld rondom zijn bijzonder. Pianoklanken komen door muren en vloeren. Ze kabbelen vloeiend verder in mijn huis. Een vrouwenstem vertelt haar dag, luid pratend, buiten, op haar terras. Ik hoor haar, maar zie haar niet, ken haar niet hoewel ze mijn dichtste buur is. Ze zit op 3 meter afstand, enkel een muur die ons scheidt.
Geluiden van ver verkeer tuimelen over de platte daken, over de puntdaken en hangen wat in het groen van de bomen voor ze mijn oren bereiken. Wind blaast onder krantenpapier, het is niet in bedwang te houden. Het klinkt als een helse klus om nu de krant te lezen. Als ik van op mijn terras naar beneden kijk, zie ik dat het de buurvrouw is die probeert een papieren tafelkleed om haar picnictafel te spannen.
Iemand slaat een mat uit, iemand laat een rolluik zakken.
Denk ik.
Vogels fluiten er overal lustig doorheen.
Ik heb mijn radio uitgezet om deze wereldse muziek beter te kunnen horen. Ik denk dat ik zonder lawaai en met grote oren geluidsstil aanwezig ben.
Hoewel…
Hoe klinkt liggen in een hangmat?

zaterdag 10 mei 2008

Zacht vallen

Ik slinger zoet van links naar rechts. Ik daal de lucht af alsof ik van een hoge Italiaanse berg zigzaggend naar beneden kom. In elke bocht stopt de wereld. Samen met mijn hart. Ik rijg een parelketting in de lucht, met zachte belletjes en blauwe parels. Ik hoor oh’s en ah’s. Een aarden schoot wacht op me. Ze heeft haar stoerste mannen opgesteld. Die houden een parelmoeren doek voor me open en staan allemaal met hun hoofd in hun nek en open mond naar me te kijken. Ze zetten hun borst dik en spannen hun armspieren, hun ogen vol aardse verwachting. Nog nooit zagen ze iemand zo zacht vallen. Ik beroer hun wangen met fluwelen hand en strijk een krul in hun wimpers. Ik borstel hun kelen schoon en fluister warme woorden langs hun tong.
Als mijn haren het doek raken word ik hen en zij worden mij.
Een zucht van verlichting stijgt op, de aarde kreunt tevreden.
Weer een gevallen engel gered.

Ze wandelt

Ze wandelt,
strijkt met de palm van haar hand
langs straten, langs muren, langs benen
tracht te lezen welke verhalen
zich verbergen in de hoeken in de voegen in de lijnen.

Ze wandelt,
legt haar hand
op een steen, op een wang
tussen jouw ogen.

Ze kijkt rond jouw ogen,
cirkelt voorbij jouw ogen
ziet wat jij droomt voelt wat jij voelt.

in uit
in uit

Ze kijkt naar de wensen die jij ademt
langs de binnenkant van haar pols.
Haar hand glijdt over jouw mond
en sluit zich rond je fijnste wens.

Ze wandelt
langs benen, langs muren, langs straten
veegt jouw wens
tussen de lijnen, de voegen en in de hoeken
van haar wereld.

donderdag 1 mei 2008

Scheldefietsen

Het eerste ijsje aan de Schelde is een feit. Op warme avonden fiets ik naar de Schelde, koop een ijsje en geniet, met mijn benen bungelend over het water. De smaak van het ijsje – steevast stracciatella -, het uitzicht, het gezelschap, het is een onbetaalbaar zomergevoel. En dat, dit jaar, nog net op de valreep in april. Leve de goede tradities.
De Scheldekaaien werken als een magneet op mijn lijf, ik moet er af en toe heen zoals een kudde olifanten die naar het water trekken om zich te wassen, om te drinken, om te spelen. Op die momenten heb ik het heft niet meer in handen, mijn verstand komt er niet aan te pas, het moet, kom we gaan.

Andere lijven worden ook naar de waterkant getrokken: djembespelers, verliefde stellen, eenzame wandelaars, troepen Hollanders.
En op een avond vorig jaar een fietser. De zon is net bezig prachtig onder te gaan en hij fietst zorgeloos en vlot op slechts een halve meter van de kant. De beschilderde paddestoelen die je om de zoveel meter aan de kade vindt, passeert hij uitdagend langs de waterkant. Ik hou mijn adem in. Eén foute inschatting, één seconde twijfel aan eigen kunnen en hij belandt in het koude Scheldewater. ‘Ik spring je niet achterna’, denk ik al op voorhand heldhaftig. Gespannen blijf ik kijken, zoals je in het circus naar een trapezenummer kijkt. Het moet de fietser een kick geven, adrenaline in zijn lijf. Het is zoiets eenvoudigs en groots tegelijk. Blijven kijken, dat moet, dat houdt hem in zijn concentratie, dat zorgt er voor dat hij niet valt. Bij elke paddestoel hou ik spontaan mijn lijf wat naar achter, alsof ik zijn gewicht voldoende op de kade wil houden. En kijkt, het lukt ons: hij is blijkbaar waar hij zijn moet en fietst verder over de kasseien. Opgelucht kan ik mijn schouders weer laten zakken.
Jaloers op zoveel lef besef ik dat ik hem dat nooit van mijn leven zal nadoen. Op de rand zitten is ook dapper.

maandag 28 april 2008

Kyaniet

Hij lijkt op een flashy memorystick. Je zou ook kunnen denken dat het een stijlvolle aansteker is. Maar hij is mijn steen. Hij ligt goed in de hand, heeft een stevig gewicht en neemt met gemak de warmte van mijn lijf over. Ik ben helemaal verkocht. Hij lag naar me te lonken in een zaal van het Antwerpse Bouwcentrum. Oké, er zijn romantischere plaatsen, zeker op een zonnige zondagmiddag, maar daar lag hij, tenmidden van heel wat ander fraais.

Ze zeggen dat jij de steent niet kiest, maar dat hij jou kiest. Mijn gesprekspartner trekt de wenkbrauwen op en zo raken we verzeild in een gesprek over zin en onzin van de energetische kracht van stenen. Je kan versteld staan over de helderheid van stenen, over de kennis die mensen erover hebben, over de kleuren enzovoort. Maar dat ze je kunnen helpen in je leven en kracht kunnen geven en chakra’s kunnen openen, dat is een brug te ver.
Hij situeert zich duidelijk aan de kant van de non-believers, ik eerder aan de andere kant. Mijn steen belooft mij immers rust, kalmte en helderder denken. Hij zou verbinding tot stand brengen tussen hart en ziel waardoor ik mijn leven meer zal kunnen sturen in de richting die bij mij past. Laat mij dus maar believen.
Toch staan we niet lijnrecht tegenover elkaar. Want we komen wel overeen: “Je mag er niet in overdrijven.”

Ik kan mijn steen in elk geval al niet meer missen, doe rokken en broeken mét zakken aan en heb hem vannacht onder mijn kopkussen gelegd.

woensdag 23 april 2008

Bloesem


Ik rij moe maar voldaan met mijn wagen volgeladen terug naar huis. Op de achterbank liggen allerlei kleren om te passen en te kijken of ze samengaan met wat al in mijn kleerkast hangt. Het is ’s avonds laat en ik kijk uit naar thuiskomen. Dan gaat mijn telefoon en bij het eerste belletje weet ik ‘ik ben iets vergeten’. Ik zet me aan de kant en luister naar mijn voicemail die zegt: ‘Wat ik jou het liefste wilde geven, ben je vergeten.’ Een minuscuul scheurtje ergens ter hoogte van mijn hart.

Terugdraaien is de boodschap. Dat lijkt eenvoudiger dan het is, want zoals zovele Vlaamse wegen is mijn terugweg gesierd met een wegomlegging. Bovendien denk ik overmoedig dat ik die wel kan omzeilen, wat uitdraait op een luide vloek. Kijk, deze wegomlegging is het waard om te volgen, want ik kom uit waar ik wil zijn.
Kadootje de auto in en meteen weer weg; ik ben nog warm en mijn auto ook. Even later lijkt het alsof ik gewoon voor de eerste keer op terugweg ben. In geen tijd kom ik thuis aan, want als mijn nest roept, rij ik te snel.
Als tweede kadootje krijg ik bomvol geparkeerde straten. Ik had het niet mogen doen: onlangs nog trots tegen iemand zeggen dat ik altijd parkeerplaats bij de deur heb. Bovendien is de plek die ik uiteindelijk vind te groot, wat steevast met stuntelig parkeren samengaat.
Binnen snel ik, in het donker en met mijn jas nog aan, naar de kast met vazen, pak een stevige vaas beet en knal een glazen exemplaar de kast uit. Mijn sprankje hoop over het heel-zijn van de vaas wordt vakkundig in de kiem gesmoord: ze ligt perfect in twee gebroken op de tegels. Jaja, dat van die scherven en geluk. Bovendien loop ik twee seconden later tegen de deur, blijf aan de klink hangen en denk: mijn bed, nu!

zondag 20 april 2008

Voortreffelijk


In de trein op weg naar huis lees ik. Vaak schrijf ik wanneer ik onderweg ben met de trein, maar deze keer lees ik een boek. Een pocket – handtasproof. Het voorbijrazende landschap doet me zoals steeds nog sterker focussen op de woorden en de zinnen. Alles verdwijnt, de tekst blijft bij me.

Verwonderd lees ik over de Vijf Voortreffelijke Richtlijnen van het Boeddhisme. Naast de Tien Geboden uit de Bijbel, de yoga-sutra’s van Patanjali en de Twintig eet-je-happy tips uit Libelle, ontdek ik deze voortreffelijke richtlijnen.


1. eerbied voor het leven
2. vrijgevigheid
3. verantwoord seksueel gedrag
4. zorgvuldig spreken en luisteren
5. alleen gezonde dingen nuttigen

Dat laatste geldt voor alles wat je van buiten naar binnen brengt: eten, maar ook boeken, films, muziek, televisieprogrammma’s, enz. Het blijkt dus voortreffelijk te zijn om gezonde boeken te lezen en gezonde muziek te beluisteren. Over die televisie hoef ik me alvast geen zorgen te maken, want ik kijk niet. Omdat ik geen kabel heb, geen werkende antenne, geen digitale aansluiting, geen schotelantenne.
Mensen vragen me soms met grote ogen wat ik dan de hele tijd doe. Ik antwoord dan met grotere ogen dat ik niet zou weten wanneer ik dat ook nog zou moeten doen, tv kijken.
Als ik moe ben en ik heb het wel gehad voor die dag, dan plof ik in de zetel, eet chips en lees ter ontspanning een roddelblaadje. Gezond is een heel breed begrip.

vrijdag 18 april 2008

Plooien

De plooien van mijn gedachten
zijn als de rokken van mijn moeder.
Ik voel me er
veilig
verstopt
voor de blikken
van vreemden.

woensdag 16 april 2008

Fout hout

Uit het juiste hout gesneden. Dat heb ik altijd al een mooie uitdrukking gevonden. Het getuigt van degelijkheid, drang naar kwaliteit. Het gaat niet zomaar over een willekeurige den of een trieste wilg, neen, het gaat over het juiste hout. Dat wil dus zeggen dat er fout hout bestaat. Lijkt me vreemd.
Zouden bomen dat dan van elkaar zeggen?

“Die eik is echt uit het foute hout gesneden.”
Of meubels?

“Hm, die Louis Quatorze zetel lijkt mij helemaal niet uit het juiste hout gesneden.”
Ik denk van mezelf soms dat ik uit het foute hout gesneden ben. Als ik een uur mijn wekker snooze en dan nog niet uit mijn bed geraak. Wanneer ik naar links wil terwijl al de anderen naar rechts gaan. Of wanneer ik in de winkel overdonderd word door de miljoenen mogelijkheden van Ipods, DVD spelers, home cinema’s en muziekinstallaties. Ik dacht dat ik het wel kon redden met ‘ik wil iets simpels en goed geluid is het belangrijkste.’ Ik heb het niet gered. Nog niet.
Gelukkig denk ik vaker dat ik uit het juiste hout gesneden ben. Als ik helemaal murw uit de filmzaal kom en door de straten dwaal, met het verhaal nog in mij, vol poëzie. Als ik onderweg ben met mijn kleine auto en al de lichten op groen springen, speciaal voor mij. Of wanneer de zon binnenschijnt op de weekendkrant waarin ik het zoveelste goede interview lees. Anouar Brahem speelt dan op de achtergrond. Ah, het heerlijke geluid van mijn vijftien jaar oude, draagbare Samsung.

maandag 14 april 2008

Zij

Haar hart bonst.
Is dat goed voor jou?

Ze is bij je.
Achtergebleven voetsporen vult ze op
met zeezand en zout water.
Ze strijkt de kreuken in je lakens
gladde haren tussen haar kromme vingers
zachte welvingen.

Jouw hart bonst.
Dat is goed voor jou.


Ze verzamelt kruimels van jouw naam
broodnodig.
Ze leest de woorden die jij niet begrijpt

om dan de boeken te sluiten
lettervreter van jouw gedachten.

Ze schikt haar kleren,schudt haar vleugels en glimlacht.
Haar hart bonst voor jou.

zondag 13 april 2008

Kalmthoutse Heidi

Boosheid ligt op mijn lever. De lever hoort bij de lente, en aangezien ik de laatste tijd erg boos ben, heeft mijn lever dubbel werk. Naar het schijnt hangt elk orgaan bovendien samen met een zintuig en bij de lever zijn dat de ogen. De mijne voelen dan ook zwaar en vermoeid, met oogleden die voortdurend als te zware kofferdeksels willen dichtklappen.
Een mogelijke remedie is: jezelf fysieke ruimte gunnen. Ergens naartoe gaan waar je ogen ver kunnen kijken zodat zij én je lever rust krijgen.

Op naar de Kalmthoutse heide.
Wanneer ik op mijn blote voeten door het heidezand loop – dat zelfs in dit aprilzonnetje al lekker warm voelt – komen er twee jonge kerels aan gefietst.
‘Dat was een echte!’ hoor ik de laatste naar de eerste roepen als ze me voorbij zijn. (jaja, wind kan stemmen ver dragen…)
Ik lach bij mezelf, beschouw het alvast als een compliment en vraag me dan pas af wat hij eigenlijk zou bedoelen.
Een echte mens? (gelukkig maar) Een natuurliefhebster, een alternatieve freak, een echte wandelaarster, een echte gek op blote voeten?
Tot een vriend ’s avonds opmerkt: een echt hert misschien?
Dat is het.
Gegroet
Heidi het Hert

zaterdag 12 april 2008

Leuke lijstjes

Het is me wat met die orde in mijn leven. Mijn geheel ongevaarlijke neiging om te inventariseren strekt zich immers verder uit dan mijn boekenplank. Want als je er even over nadenkt, dan valt er ontzettend veel te inventariseren.

De ene activiteit past in de categorie ‘hartverwarmend’ en de andere valt eerder onder ‘hopeloos’. Terwijl er gebeurtenissen zijn die passen onder ‘bij te houden voor het nageslacht’ en andere momenten mogen genadeloos in de prullenbak. En verder de hoofdstukken ‘mannen’, ‘stomme zetten’ (zowel uitspraken als acties, van mezelf of van anderen), ‘intens’, ‘halfbakken’ en ‘grandioos’. Eindeloze mogelijkheden dus.

Maar mijn echte zwakte ligt bij de volgende lijstjes:
de boeken die ik gelezen heb / de boeken die ik nog wil lezen
leuke activiteiten om te doen
gekke plekken om te bezoeken
films om te zien / films die ik gezien heb
muziek om te beluisteren

Als ik iets nieuws vind dat in één van de lijstjes past, dan word ik daar helemaal gelukkig van, geïnventariseerde vrolijkheid is mijn deel.
Alsof dat opstellen van lijstjes goede punten oplevert. ‘Flink zo, jij hebt de meeste lijstjes.’ Of ‘Goed gewerkt! Jouw lijstjes zijn het meest uitgebreid.’ En dan maar gaan voor die tien op tien.
Of is het eerder zo dat ze houvast geven, een richting in mijn leven, een aanbod voor het geval dat er plots een dodelijk vervelend moment opduikt? Een illusie van controle, is dat het?
En dan zwijg ik nog van mijn kleerkast, van mijn administratiekaft en van de potjes in de keuken met lekkere etiketten...

Mijn leven gevat in een lijstje, ik kan het aan!
Iemand een archivaris nodig?

vrijdag 11 april 2008

Boekenplank

Er zit orde in mijn boekenkast. De hardcovers staan stevig bij elkaar op een plank, de kleurige paperbacks op een andere plank. Dan heb je nog pockets, kinderboeken, reisboeken, boeken van allerlei slag en last but not least dé plank met de spirituele boeken.
Dat is een volle plank met gewichtige boeken, dunne boekjes die wankel op hun bladen staan en oude, moeilijk verteerbare exemplaren. De Bijbel mag gemoedelijk naast de Bhagavad Ghita, Krishnamurti ruggensteunt Toon Hermans en Gandhi kan wat kleur betreft wel naast Power Yoga.
Titels lachen je toe: Pluk de dag, Met hart en zinnen, De laatsten zullen de eersten zijn, De kracht van het nu... Ze stralen een belofte uit. Een belofte van een vlot en licht leven. Een veld vol madeliefjes met eeuwig lachende, gezonde mensen die al lang hebben afgerekend met hun twijfels, afgunst, haat en nijd. Evenwichtige mensen die hun angst een plaats weten te geven.

Boeken waarbij je voluit denkt: 'Ja, ik wil!'
Zaak met die plank en die boeken is, dat het meestal de boeken zijn waarin ik enthousiast begin, maar die ik nooit beëindig. Ik strand zo ongeveer na het eerste hoofdstuk, haal soms de eindmeet van het tweede, maar uitlezen is me nog niet gelukt.
Ik lees blijkbaar liever De Boekendief van Markus Zusak (op de plank met de geleende boeken) dan pakweg Het evangelie van Thomas.