woensdag 23 april 2008

Bloesem


Ik rij moe maar voldaan met mijn wagen volgeladen terug naar huis. Op de achterbank liggen allerlei kleren om te passen en te kijken of ze samengaan met wat al in mijn kleerkast hangt. Het is ’s avonds laat en ik kijk uit naar thuiskomen. Dan gaat mijn telefoon en bij het eerste belletje weet ik ‘ik ben iets vergeten’. Ik zet me aan de kant en luister naar mijn voicemail die zegt: ‘Wat ik jou het liefste wilde geven, ben je vergeten.’ Een minuscuul scheurtje ergens ter hoogte van mijn hart.

Terugdraaien is de boodschap. Dat lijkt eenvoudiger dan het is, want zoals zovele Vlaamse wegen is mijn terugweg gesierd met een wegomlegging. Bovendien denk ik overmoedig dat ik die wel kan omzeilen, wat uitdraait op een luide vloek. Kijk, deze wegomlegging is het waard om te volgen, want ik kom uit waar ik wil zijn.
Kadootje de auto in en meteen weer weg; ik ben nog warm en mijn auto ook. Even later lijkt het alsof ik gewoon voor de eerste keer op terugweg ben. In geen tijd kom ik thuis aan, want als mijn nest roept, rij ik te snel.
Als tweede kadootje krijg ik bomvol geparkeerde straten. Ik had het niet mogen doen: onlangs nog trots tegen iemand zeggen dat ik altijd parkeerplaats bij de deur heb. Bovendien is de plek die ik uiteindelijk vind te groot, wat steevast met stuntelig parkeren samengaat.
Binnen snel ik, in het donker en met mijn jas nog aan, naar de kast met vazen, pak een stevige vaas beet en knal een glazen exemplaar de kast uit. Mijn sprankje hoop over het heel-zijn van de vaas wordt vakkundig in de kiem gesmoord: ze ligt perfect in twee gebroken op de tegels. Jaja, dat van die scherven en geluk. Bovendien loop ik twee seconden later tegen de deur, blijf aan de klink hangen en denk: mijn bed, nu!

Geen opmerkingen: