maandag 11 februari 2013

Sneeuwveld

Ken je dat? De ongelooflijke pret om als eerste over een besneeuwd veld te wandelen? Onbegane sneeuw oefent een aantrekkingskracht uit, maakt het bijzonder dat net ik daar wandel, want je kan duidelijk zien dat er de voorbije dagen niemand anders heeft gewandeld. Voor een vrouw uit de stad is het extra bijzonder. In de stad vind ik na een halve dag sneeuw immers al geen onbegane weg meer, geen lapje sneeuw zonder voetsporen, geen kraakhelder wit veld dat schittert in de zon. Mijn eerste voetstap in zo’n krakende sneeuwlaag, heerlijk!
En ergens ook wel spannend. Want ik heb geen idee wat er zich onder de sneeuw schuilhoudt. Oké, ik ben niet in hooggebergte waar er ravijnen en bevroren onderlagen voor gevaar kunnen zorgen. En toch. Ik ben een klein beetje avonturier, ontdekkingsreiziger want ik ga waar nooit iemand ging. Ik zet voet voor voet, niet wetende waar ik precies op stap. Gras? Modder? Bladeren? Hoopje zand? Bevroren plas? Bovendien is de taal van de sneeuw mij vreemd. De eskimo’s hebben er zoveel woorden voor, maar ik ben wat dat betreft sneeuwblind. Ik zie wel het ongelooflijke aanpassingsvermogen van de sneeuw. Het volgt helemaal de lijn van dat wat er onder ligt. Kleine bulten, kuiltjes, een tak, een wortel, de sneeuw legt zich overal overheen. Maar verder weet ik niets over kleur, textuur of smaak dat mij extra info kan geven, dat mij nog meer zou doen zien. Dus geniet ik, van de pracht van een lijn sneeuw op een tak in een boom. Van een spoor van een dier langs de rand van een bos. Van het kraken van de sneeuw onder mijn met gaiters ingepakte schoenen.

vrijdag 25 januari 2013

Taferelen

Ik fiets. Het is koud. Het vriest. Onder mijn jeans draag ik een kousenbroek, ik heb wollen kousen aan, draag 4 lagen onder mijn jas, een sjaal en cape over mijn jas en een kleurrijke hoofdband. Ik wil het absoluut niet koud krijgen en dat lukt me ook. Zodanig dat ik na een tijdje fietsen lichtjes begin te zweten. Maar ik geniet van deze eerste fietstocht door de witte wereld. Bijt maar in mijn wangen, gij winter! In de verte zie ik een postbode op zijn fiets. Dat beroep bij dit weer, deze mensen moeten intussen gehard zijn. Deze gedachte is kakelvers als ik zie dat deze postman een korte broek draagt. Hij trotseert de vrieskoude in korte broek! Zijn kuiten zien er stevig uit, zijn wangen blozen vrolijk. Volgens mij zat hij bij de scouts of de chiro.

Ik zit in de trein. De trein zit vol. Iedereen zijn of haar bezigheid. Zo ook de conducteur die op deze vrijdagse drukke trein zijn plicht doet. Een koppeltje toont een vervoerbewijs. De conducteur zegt dat dit niet geldig is. Ze kijken hulpeloos. Hij wijst naar haar tas en vraagt of ze een identiteitsbewijs bij hebben, of een SIS-kaart ofzo. Zij schudt van nee en zegt dat dit een andere handtas is. Wat moet de conducteur daar mee? Hij beslist dat ze moeten afstappen in het volgende station. Dan vraagt de jongeman die tegenover het koppeltje zit hoeveel hun ticket kost. Hij betaalt met de glimlach de 8,8 euro die hen naar Gent brengt. Jammer genoeg versta ik niet wat hij daarbij tegen hen zegt. Maar het is een schoon gebaar. Ieder zijn beschermengel.