dinsdag 28 april 2009

Manège-paard/praat

Aha, bezoek!
Kom eens hier, ik wil u graag van dichtbij bekijken.
Die durft precies niet hé?
Zo’n schichtig menselijk wicht. Tja, en ik kan niet verder want dat verdomd houten schot staat in mijn weg.

Volgens mij heeft ze een poëtische ziel. Ik weet dat, ik voel zo’n zaken aan, ik herken dat. Kijk, ik word er meteen helemaal melancholisch van.

Ze ziet er wel wat verloren uit. Waar zou haar kudde zijn?
Volgens mij verzorgt haar baasje haar niet genoeg. Kijk maar eens naar haar haren, amper gekamd en een flauw staartje.
Tsss. Ik schaam me in haar plaats.


Ach dames, jullie zien toch dat ze wat anders te doen heeft dan over zichzelf vertellen. Strijk uw manen glad en poets uw gebit op. Ze heeft een fototoestel vast. We komen vast en zeker in ‘Alles voor uw paard’!

Linkeroever lente


Soms lijkt het alsof er een deur open gaat in het bos. Schurend en krakend buigen de takken heen en weer. Even droom ik weg en dan vraag ik me af waar die rivier stroomt. Ik vergis me, het is geen rivier, het is het geluid van ruisende bomen. Wolken schuiven voorbij. Een konijn hupt verschrikt weg. Jonge boompjes staan flink rechtop in hun beschermend jasje. De zon priemt tussen het gebladerte.
Ook op Antwerpen Linkeroever is het volop lente.

maandag 27 april 2009

Grote dame


Een architectuur ervaring. Wat kan een mens zich daar bij voorstellen? Na vorige week behoor ik tot de groep mensen die dit weten. Ik bezocht de Chapelle de la Notre Dame du Haut van Le Corbusier. Deze kapel vind je terug in Ronchamp, een dik uur rijden van Hennezel, waar ik twee heerlijke weken vertoefde. De kapel werd in 1950 gebouwd op een plek waar je zicht hebt op de vier horizonnen rondom. Een hoge plek die een flinke klim vraagt om er te geraken. Tenminste als je zoals wij de auto in het dorpje laat staan en niet met de tourbus tot aan de ingang wordt gereden.
Maar de steile klim doet het verlangen naar ontmoeting groeien, de inspanning loont. Ik koop mijn ticket en daar ga ik, de ingang door en ik word gegrepen door de omgeving. Bomen, blauwe lucht en het imposante wit van muren. Ik zie alles, doe indrukken op, maar een ordening krijg ik vooralsnog niet. Behoedzaam rondwandelen, het gebouw betasten en bekijken, de omgeving in mij opnemen. Het imposante dak doet me denken aan een paddestoel, of een schildpad. Maar bovenal staat het gebouw voor zichzelf.
Eenmaal ik de ingangsdeur gevonden heb, zuigt de stilte me naar binnen, naar de binnenkant van deze grote dame. En zoals dat hoort bij binnenkanten van dames, ga je er niet als een gek rondstruinen. Gepaste eerbied doet me neerzitten op een sobere bank. Een half uur – of is het langer – laat ik het gebouw op me inwerken. Ik voel geen logisch begrip over indeling of in- en uitgang, ik voel de ruimte. Het gebouw bestaat, het spreidt een louter ‘zijn’ tentoon. En daarin is ruimte voor ontdekking, telkens opnieuw. Een onverwachte ronding, een onverwachte lichtinval, een mooie klank. Ik kan er geen genoeg van krijgen.
Le Corbusier noemde het gebouw ‘een kom van licht’. Voor mij is het een gebouw waar geen woorden voor bestaan en waar foto's tekort schieten. En toch kan ik een poging niet laten want ik ben blij, zeer blij met mijn bezoek aan deze grote dame.

zondag 26 april 2009

vrijdag 10 april 2009

De Berg van alles (vervolg)

De tijd verstrijkt zoals hij dat gewoonlijk doet, dag per dag en week per week. Op de berg lijkt de tijd zich soms te vergissen en met enkele maanden tegelijk te verstrijken maar dat is inbeelding. Het komt omdat de stilte een eigen tempo en tijdsdichtheid heeft. Ze dijt uit en krimpt in zoals de bollen wol van de oude dame.
Behalve rondjes lopen, doet de jonge man intussen nog andere sport. Hij is gestart met push ups en lucht-boksen omdat hij ook fysiek sterk zal moeten zijn om ooit uit dit magnetisch veld te kunnen ontsnappen.
De oude man voelt de winter in zijn knoken, ook al is de lente net begonnen en daarom blijft hij met houtblokken zeulen.
De dagen lengen en vreemd genoeg lijkt ook het huis te lengen. En zo gebeurt het dat de jonge man op een dag tijdens één van zijn vele rondjes een nieuwe gang ontdekt in het huis. Een gang met precies twee ramen, één aan elke kant.

maandag 6 april 2009

Gele zee

Ik scheer over het fietspad dat langs de ring van Antwerpen ligt. Het gras rondom is zo afgereden dat het de paasbloemen in dikke stroken bij elkaar laat staan, als een erehaag waar je als fietser koninklijk doorheen vliegt. Met z’n honderden staan ze te schitteren, velden van toeschietelijke gele kopjes die vrolijk de fietser begroeten. Bij valavond maken ze het fietspad sprookjesachtig en gemakkelijk. Bij volle zon zijn ze het bewijs van de lente die overvloedig uit haar voegen barst. Al dat geel, dat werkt, op mijn ogen en op mijn gemoed. Zonder enige moeite legt het een glimlach over mijn lippen.
Graag een standbeeld voor de tuinman of tuinvrouw die deze gele zee bedacht.

woensdag 1 april 2009

De berg van alles

Bovenop alles staat een huis. Bedenk andere huizen, bomen, rivieren, kerken, circussen en winkelcentra, bedenk alles en dan daar bovenop een huis. Het huis staat op een berg van alles. Het is het soort huis dat je meteen vergeet als je er niet meer naar kijkt. In dat huis wonen een oude dame, een oude heer en een jonge man.
Lichten branden er amper en eten doen ze zelden.
Zij frunnikt doelloos aan de randen van tafelkleden, ontwart draden van bollen wol en draagt elke dag propere kleren.
Hij zit schrijlings op punten van zetels als iemand die niet kiest tussen zitten en staan en zichzelf de kunst van allebei tesamen heeft aangemeten.
De jonge man loopt eindeloze rondjes en kent de vergeten hoeken van het huis als geen ander.
Alledrie praten ze met de berg.
Ze stellen de berg vragen over elkaar. Wat zou de jongeman vandaag graag eten? Gaat de oude man vandaag houtblokken halen voor het vuur? Hoeveel bollen wol gaat de oude dame nog afrollen en weer oprollen? Houdt de oude man nog van de oude vrouw en zij van hem en hoeveel dan? Zal de jonge man nog lang blijven?
Rechtstreeks contact is niet verboden, ze zijn alleen vergeten hoe dat gaat. Niet met elkaar praten is een gewoonte geworden. Een goede. Het brengt erg veel stilte in het huis op de berg van alles.
Het is die stilte die hen bindt en waarop de jonge man enkele jaren geleden afkwam. Deze soort stilte is eindeloos en heeft een zuigende kracht, ze trekt vooral de drukste en meest luidruchtige zielen aan. Voor de man is het een hele opgave om daar te blijven, maar tegelijk kan hij niet anders. Hij is lang blijven cirkelen rond de berg en kon zo een tijd uit het aantrekkingsveld blijven. Op een dag kwam hij te dicht en werd hij door de deur gezogen. Zoals wanneer je in elke hand een magneet houdt op een goede afstand van elkaar. Je voelt de aantrekkingskracht, maar je kan ze nog tegenhouden. Vanaf een bepaald punt echter hoor je ze met grote kracht tegen elkaar plakken. Er is een kracht van buitenaf voor nodig om ze weer van elkaar te halen.
Zo zit de jonge man vastgeklonken aan de stilte van het huis.