donderdag 29 januari 2009

Mannenradar

Sinds kort werkt er een knappe kerel bij de bakkerij om de hoek. Ik was er op een kalm moment eens beland, we hadden wat grapjes uitgewisseld en hij had me prompt een extra croissant gegeven.
De ontmoeting was blijven nazinderen.
Vorig weekend sprak een vriend me streng toe: ‘Zou je niet eens beter wat meer werk maken van een relatie in plaats van zo veel na te denken over het leven?’ Lap, die zat. Ik krijg verschillende adviezen op dat vlak. De meest hatelijk: ‘Och manneke, dat komt op een moment dat je het het minst verwacht.’ Of nog: ‘Zo’n dingen kunt ge niet forceren, dat komt als het zover is.’ Of nog: ‘Zou’t g’eens ni proberen via internet?’ Of nog: ‘Zo’n toffe gelijk gij, hoe komt da gij nog geen lief hebt?’ Oké, dat laatste is uiteraard geen advies, maar ik geef het graag even mee.
Werk maken van een relatie. Hm. Is dat dan iets dat je kan doen? Ik dacht aan de kerel van de bakker en besloot het lot een handje te helpen. Een kaartje schrijven en bij de bakkerij bezorgen. Zo moedig zou ik nog wel kunnen zijn. Het volgende tekstje belandde op de achterkant van een postkaart:
Dag Jef
Er is een man in een bakkerij die me enkele moppen vertelde en me een tweede croissant bezorgde. Ik zou hem graag leren kennen, maar hoe pak ik dat aan?
a. blijven naar de bakker gaan, er komt wel eens een tweede gesprek van
b. een kaartje met mijn e-mail en GSM-nummer binnen steken, dan ligt de bal in zijn kamp
c. de zaak vergeten want de man in kwestie is getrouwd, heeft 35 kinderen en dus geen tijd om nieuwe mensen te leren kennen
d. zeer voorzichtig zijn, nooit mijn echt adres geven want wie weet is hij wel een freak.
e. ….
Wat zou jij doen?
groetjes
Heidi

Mét mijn GSM nummer erbij.


Het kaartje belandde in de bakkerij-postbus en op het moment dat ik het liet vallen geraakte ik in lichte paniek. “Shit! Wat heb ik nu gedaan? Krijg ik dat kaartje hier nog uit?” Neen dus. “Oh neen, nu ligt dat daar. Ik heb er niets mee te maken!”
En dan beseffen dat de teerling geworpen is en dat ik alleen nog maar kan wachten.
De volgende dag had ik nog geen reactie. Maar dat was normaal. Ik had hem een week tijd gegeven. Hij kon nog altijd zijn gaan skiën, zijn kat was overreden, hij moest een weekje niet werken, hij was ziek, hij kon niet lezen, de envelop was tussen saaie post beland die pas later zou gelezen worden,… Kortom hij had alle redenen van de wereld om niet meteen te reageren. Bovendien, als hij reageerde, dan werd alles weer wat meer realiteit. Wilde ik dat wel?
Op een zonnige dinsdagmiddag klopte de werkelijkheid aan in de vorm van een sms-je:
Ik vrees dat het juiste antwoord e. is: hij is aangenaam verrast door het kaartje maar hij is nog steeds gelukkig bij zijn vriend. Sorry! Maar je krijgt nog altijd een tweede croissant. Jef.
Toegegeven, die optie heb ik hem niet gegeven. Die was onder vriendinnen ook enkel als mop aangehaald.
Zou mijn mannenradar tijdelijk buiten dienst geweest zijn?

maandag 19 januari 2009

Haiku

uit een kom water
scheppen mijn beide handen
de volle maan leeg

zondag 11 januari 2009

Wat komen zal

We weenden om wat was.
Om voorbije stromen vreugde
een stil verbond
twee handen op één buik.
We weenden om vergeten dagen
waarin minuten uren duurden
en zo vergeelde dia’s werden
in ons te groot geheugen.

Maar meer nog weenden we om wat komen zou.
Om tijden zonder elkaar waaraan we zullen wennen
zoals een woestijn aan droogte, een hart aan barsten

We keken naar wat was.
Naar een meer en wij daarnaast
we zaten en spraken woorden die onbeweeglijk
boven het water bleven zweven,
elke lettergreep geliefd.
We keken naar lichtjes in en buiten onze ogen
die deden geloven dat alles eeuwig duurt.

Maar meer nog keken we naar wat komen zou.
Naar toekomstige huizen en vreemde plaatsen
waar we wakker zullen worden, weg van elkaar.

Zo bleven we staan.
Zij aan zij.
Met bleke handpalmen als vissen op het droge.
Hoe raak je niet aan?

Ga weg.
Blijf bij me.
Zij aan zij.
Met lijven die al wegdrijven
kijken we naar wat komen zal.

woensdag 7 januari 2009

Schelpengeroddel

Vanmorgen vond ik deze drie roddelende schelpen aan mijn ontbijttafel. Ongemerkt heb ik hun gesprek genoteerd en foto’s getrokken. Ook in de ogenschijnlijk rustige natuur heerst af en toe jaloezie en achterklap.






- Heb je die schelpenfamilie gezien met hun bruine strepen?
- Tsss, geen manier zoals die publiekelijk kussen.
- En dan nog waar hun zoon bij is!
- Het gaat niet goed met de wereld.


- Oh, jongens, daar, die Sint-Jacobsschelp met zijn dikke nek. Dat loopt hier koninklijk rond te schrijden alsof hij zichzelf heeft uitgevonden.
- Ja, maar uniek is hij verre van. Ik heb mij laten vertellen dat het in het noorden van Spanje stikt van zijn soort.
- Het wordt tijd dat iemand hem dat aan het verstand brengt.




- En hebt ge die moeder al gezien met haar twee kinderen? Ik denk dat die kinderen van een andere man zijn.
- Neen, neen, ik heb gehoord dat haar man het afgestapt is.
- Zou dat daarom zijn?
- Geen idee, maar sinds ze alleen is, heeft ze die kereltjes niet meer in de hand. Die mannen kennen geen plaats en tijd. Voortdurend fikfakken, op elkaar klimmen. ’t Is geen zicht.
- En wat een lawaai dat die bijhebben! De volledige supportersploeg van FC Orka is er niets bij.

- Ssst. Dat zijn de oude wijzen, daar moet ge voorzichtig mee zijn.
- Die weten veel, die hebben den oorlog nog meegemaakt…








- Dat is toch vulgair hé, zo met uwen binnenkant te koop lopen.
- Ja, te bedenken dat er mannen zijn die daar voor vallen. Daar kan ik niet inkomen hoor.
- Ze heeft haar deur nochtans wagenwijd openstaan.
- Viezerik
- We mogen toch ook eens lachen hé.

dinsdag 6 januari 2009

Eindelijk

Eindelijk.
Zo een echte, koude, witte, ijzige winter. Met nu toch al enkele dagen van die lekkere vriestemperaturen.
Eindelijk mag de slee van de zolder en mogen de ijsschaatsen uit de kelder. Echt ijs op een echte vijver en niet binnen een houten constructie op één of andere grote markt. Papa’s nemen de eeuwenoude taak op zich om de slee te trekken en een stoere draai te maken om een getuimeld kind terug op te pikken. Een mama en een papa schaatsen samen gezwind achter een buggy aan. De moemoe zit aan de kant op een deken op een stoel met lekker warme moonboots aan en een noordpoolmuts op.
Alle neuzen roepen hetzelfde: ‘lekker koud hé!’
Eindelijk verschijnen er mooie grafische beelden in anders eerder saaie voortuintjes. Mooie witte lijnen op de randen van grijze, stenen bloembakken. Repeltjes wit op kale takken. Knusse dekentjes op vensterbanken.
Eindelijk vriezen de bacteriën goed dood en zoemen er geen muggen meer rond op ongepaste seizoensmomenten.
Eindelijk ondergesneeuwde auto's, stille straten en voorbeeldige bestuurders die meer dan anders voorrang geven aan schuivende voetgangers.
Dappere driekoningen-zangers die er onder hun extra dekens helemaal echt uitzien.
Eindelijk weten we wie er voor zijn stoep veegt. Want daar is de sneeuw geruimd. Dat blijkt voor appartementsgebouwen trouwens de taak van de bewoners van het gelijkvloers te zijn. Hoera voor het luie volk van de tweede verdieping!

vrijdag 2 januari 2009