vrijdag 25 januari 2013

Taferelen

Ik fiets. Het is koud. Het vriest. Onder mijn jeans draag ik een kousenbroek, ik heb wollen kousen aan, draag 4 lagen onder mijn jas, een sjaal en cape over mijn jas en een kleurrijke hoofdband. Ik wil het absoluut niet koud krijgen en dat lukt me ook. Zodanig dat ik na een tijdje fietsen lichtjes begin te zweten. Maar ik geniet van deze eerste fietstocht door de witte wereld. Bijt maar in mijn wangen, gij winter! In de verte zie ik een postbode op zijn fiets. Dat beroep bij dit weer, deze mensen moeten intussen gehard zijn. Deze gedachte is kakelvers als ik zie dat deze postman een korte broek draagt. Hij trotseert de vrieskoude in korte broek! Zijn kuiten zien er stevig uit, zijn wangen blozen vrolijk. Volgens mij zat hij bij de scouts of de chiro.

Ik zit in de trein. De trein zit vol. Iedereen zijn of haar bezigheid. Zo ook de conducteur die op deze vrijdagse drukke trein zijn plicht doet. Een koppeltje toont een vervoerbewijs. De conducteur zegt dat dit niet geldig is. Ze kijken hulpeloos. Hij wijst naar haar tas en vraagt of ze een identiteitsbewijs bij hebben, of een SIS-kaart ofzo. Zij schudt van nee en zegt dat dit een andere handtas is. Wat moet de conducteur daar mee? Hij beslist dat ze moeten afstappen in het volgende station. Dan vraagt de jongeman die tegenover het koppeltje zit hoeveel hun ticket kost. Hij betaalt met de glimlach de 8,8 euro die hen naar Gent brengt. Jammer genoeg versta ik niet wat hij daarbij tegen hen zegt. Maar het is een schoon gebaar. Ieder zijn beschermengel.