zaterdag 18 oktober 2008

Herfstcliché

Ik fiets door het Peerdsbos, een bos met veel verschillende hoeken, kanten en tijden. De tijd ‘weekdag half vijf’ is mijn favoriete, met stip boven ‘zondag half drie’. Het bos is dunbevolkt: enkele wandelaars, een snelle fietser, mensen op weg van werk naar huis.
Richtingloos kies ik mooie brede paden met loofbomen die een wonderlijk spel spelen met het zonlicht. Het kleurenpalet maakt me duizelig, het maakt me high. Ik kan er niet té veel van hebben, dan barst ik. Maar net als een verslaafde kan ik er niet genoeg van krijgen. Nog even dat paadje in, en kijk, daar is het ook mooi, nog even tot aan de bocht. Met open mond weet ik niet waar eerst kijken. Als een klein kind zo blij ben ik als ik vijf vogels zie opvliegen die in hun vlucht een hoop bladeren doen opwaaien.
Stilaan geraak ik uitgefietst, mijn vaatje zonlicht is weer voldoende gevuld. Mijn boek roept evenals een warme plek binnen.
Ik stap de Melkerij binnen – waar ik eerst een lawaaiige veranda doorspartel – om dan binnen een rustige oase te vinden met uitnodigend in het midden tegen de verste muur een open haard. Een ferm exemplaar dat onverstoorbaar enkele houtblokken tegelijk aankan. En warempel, vlak voor dat gezellige vuur prijkt een lege ronde tafel. Ik wandel op de tafel af en vraag me tegelijk af waarom die andere mensen daar niet zitten. Waarom zitten zij zo ver af, achter een paal of bij de inkomdeur? Ik zet me neer en ben tevreden, het loopt gesmeerd. En kijk, daar is de ober al.
De ober vraagt echter niet wat ik wil drinken, hij zegt verontschuldigend dat hij net telefoon heeft gehad en dat deze tafel gereserveerd is. Mijn ogen speuren de tafel af naar een ‘gereserveerd-bordje’. Een lichte paniek blinkt achter in zijn ogen. Ik kijk hem aan met een uitdrukking op mijn gezicht die iets van donder en bliksem inhoudt en die vrij vertaald zegt: “Ik denk het niet. Ik zit hier al eeuwen en ik zit hier perfect.” Bijna kruipt hij achter het legertje lege stoelen weg. Ik vraag hem kordaat wanneer zijn gasten komen. Hij stamelt ‘rond zes uur’ en ik glimlach zelfverzekerd dat ik tegen dan al lang weg ben. Opgelucht over deze win-win situatie vraagt hij wat ik wil drinken en ik bestel triomfantelijk een warme chocomelk uiteraard mét slagroom. Dit wil ik vieren: mijn eerste open haard van de herfst.

Geen opmerkingen: