zondag 15 november 2009

Honderd en één

Dit is mijn honderdeneerste blogtekst. Hiep, hiep, hoera! Wat niet gezegd kan worden van alles en iedereen. Vooral niet van bijvoorbeeld de NMBS of van de madammen achter de balie in de bib, om zomaar wat mensen te noemen.
De bib, altijd een leuke uitstap. Spullen binnenleveren en weer wat buit bij elkaar sprokkelen om mee naar huis te slepen. Dat doe ik vaak op goed geluk. Ik wandel rond, speur de rekken af en laat me verleiden door een bekende auteursnaam, een leuke kaft of een goede titel. Zo verzamel ik en schuif dan met volle armen aan bij de uitleenbalie. Met mijn vrije hand rommel ik in mijn tas om te ontdekken dat ik mijn portefeuille niet bij me heb. Ai, da's lastig. Mijn hersenen scannen de verschillende mogelijkheden. Aha, ik heb nog wel het ticketje van mijn laatste uitleen-actie bij, daar staat mijn lidnummer ook op.
Kijk, daar hou ik wel van bij mij mezelf. Ik ga altijd uit van een man of een vrouw achter de balie die moeite wil doen, die op zoek zal gaan naar wat wel kan. Er zitten twee dames, de rij vordert gestaag en als ik aan de beurt ben is dat jammer genoeg bij de dame rechts. Ze straalt immobilisme en lichte vermoeidheid uit. Ik vertel haar wat er aan de hand is en zij antwoordt standaard: "Met uw identiteitskaart mogen we één keer uitlenen." Alsof die niet in mijn portefeuille zit. Ik haal het briefje van de voorbije uitlening boven en zij schudt neen. Er valt niet aan te tornen, reglement is reglement. Alsof ze een reuzegrote toegift doet, zegt ze dat ze de boeken opzij kan houden. Danku voor de moeite.
Heb ik die boeken broodnodig? Niet dus. Ik kan ook gewoon naar huis fietsen en daar warm binnenblijven. Zonder Sting, zonder 'My house in Umbrië', zonder Murakami. Maar dat zit dan toch weer niet echt in mijn natuur. Ik voel me uitgedaagd door de bib-dame. Die denkt toch niet dat ze mij dat kan lappen hé.
Trouwens, al de heldhaftige repliek komt later, op de fiets, onderweg. Waarbij ik me afvraag of iemand anders er wel in geslaagd zou zijn om die boeken mee te krijgen. Je maakt me niet wijs dat als het haar eigen dochter zou zijn, ze dat dan ook zo zou spelen. Het gaat immers niet over niet kunnen maar over niet willen.

"Neen mevrouw, zonder lenerspas kan ik u die boeken niet meegeven." "Oh maar dat is geen probleem," roep ik, "ik neem ze zo wel mee." en ik graai de boeken van de toog, ren naar buiten en roep achter me dat ze me maar probeert in te halen. Nu ja, erg heldhaftig is dat niet, want tegen de tijd dat ik mijn lastig fietsslot los heb, heeft ze me al lang bij mijn nekvel gegrepen. Ik had een sta-staking kunnen houden. "Ik ga niet weg zonder die boeken." En dan rustig postvatten tegenover de dame in kwestie en haar voortdurend aanstaren, vriendelijk weliswaar. Of telkens opnieuw achteraan de rij aanschuiven. Of haar vragen hoe ze heet en waar ze woont en dan zwijgend knikken.
Maar ik ben dus terug naar de bib gefietst mét mijn portefeuille. Heb me onderweg voorgenomen dat ik me zou laten horen, dat ik hier niet tevreden mee ben. En dan blijkt die dame er niet meer te zitten. Ik krijg een minstens zo stugge collega voor mijn neus die bovendien een totaal onzinnig klantengesprek met me voert.
Voor ze hoort wat ik te zeggen heb, repliceert ze al: "Mevrouw, probeert u zich eens in onze plaats te stellen." Of: "Mevrouw, als je fout parkeert, dan moet je ook een boete betalen." Of nog: "Wij krijgen ook naar onze voeten als wij aan iemand ontlenen zonder pasje." "Als iedereen zo gaat beginnen."
Ten eerste probeer ik mij altijd in de plaats van de ander te stellen (soms zelfs te veel, maar dat is mijn probleem). Ten tweede heb ik geen boodschap aan het parkeerreglement in de bib, ik heb niet eens een regel overtreden! Ten derde krijg ik het steevast op mijn heupen als mensen bij het minste hun paraplu opentrekken (oef, het is het reglement, ik hoef niet zelf na te denken) en ten vierde ben ik met veralgemeningen als 'iedereen' geen stap verder (het is niet omdat iedereen naar Clouseau gaat, dat ik ook ga).
Oké, ik geef het toe, ik draaf door, mijn verontwaardiging is lichtjes buiten proportie, ik kan het moeilijk loslaten. Het meest vervelende is dat die dames geen enkel teken van flexibiliteit vertonen. De structuur en het reglement zijn zo vast, dat ze de essentie uit het oog verliezen. Dat is immers niet een dom plastic kaartje met een streepjescode er op, dat is een mens die geniet tijdens het lezen van een boek.

3 opmerkingen:

QbiT zei

Mooi geschreven, 2 x over en weer naar de bieb is goed voor de heupen :)

Heidi zei

Daar heb je helemaal gelijk in, voor de conditie, voor de billen, voor de kuiten, alles had er baat bij. Eigenlijk moet ik de dame in kwestie bedanken...

Anoniem zei

hallo Heidi,
Andy las me je mooie en ook herkenbare verhaal voor tijdens het ontbijt en ik moest denken aan de zomer van 1998
toen ik als suppoost in de tentoonstelling van Watou werkte. Ik heb die zomer de cultuurmeerwaardezoeker beter leren kennen. Alle dagen maakten we hetzelfde mee; de cultuurminnende bezoekers bepotelden het werk 'I never promised you a rosegarden' van Berlinde De Bruyckere dat het niet normaal was. Nadat we begonnen waren met hen vriendelijk doch kordaat te vragen dat ze alstublieft het werk niet wilden aanraken omdat het zeer fragiel was; knikten de meesten onder hen en lieten vaak zelfs hun verontwaardiging kennen; zij zouden dat toch nooit doen zeker. Wat dacht ik wel? Groot was aanvankelijk mijn verbazing dat ik bijna ieder van die mensen eenmaal binnen in de ruimte het werk uitvoerig zag betasten. En hoe zat het dan met hun verontwaardiging, en de mijne? Ik kan zeggen dat ik elke keer wel kon ontploffen. Wat stond ik daar dan in godsnaam te doen? Ik geloof dat de mensen van de bieb dat soort bezoekers ook over de vloer krijgen en daardoor regeltjes stellen. Jammer voor de andere bezoekers. Het was een maffe zomer vol van die verhalen, toen in 1998. Hele delen van de loden rozen zijn toen zelfs verdwenen, de andere rozen zaten onder de vette vingers.
groet,
Kristof