maandag 10 januari 2011

Stom B(o)os

"Ga je mee wandelen? Ik wil nog eens naar het bos uit mijn jeugd. We hebben daar in de buurt gewoond en ik heb er ook school gelopen."
Het is altijd leuk om door iemand meegenomen te worden naar een onbekende streek en je dan te laten gidsen. De wandeling start aan een brasserie waar we straks wat kunnen drinken en eten. Er is veel volk op de been en op sommige plekjes lopen we in een rijtje achter elkaar het bos door.
"Laten we wat rustigere oorden opzoeken, dit lijkt de Meir wel tijdens de solden!" Vrij snel komen we aan een weg aan de rand van het bos met enkele gezellige cafeetjes. Daar is het echter nog wat te vroeg voor, wij zijn bijlange nog niet uitgewandeld!
En we wandelen, we wandelen, we wandelen. Tot ik stilaan begin te verlangen naar binnen en zitten en warm. "Kan je ons terug naar de auto leiden?"
"Goh, nu al? Heb je genoeg gewandeld?"
"Ja, ik heb wel goesting om iets te drinken."
"Ik denk dat we die kant op moeten." En hij begint met zijn GPS te prullen.
"Ken jij je weg hier dan niet?" Het verwijt druipt van mijn woorden.
"Ik kan me in grote lijnen oriënteren, maar zo vaak zijn wij hier niet geweest hoor."
"Dus wij weten nu helemaal niet waar we zijn? En het is koud en mijn lijf doet zeer en jij kan niets zeggen om me wat op te vrolijken?"
Ik stel me aan, ik weet het, maar ik kan niet anders.
"Alles wat ik nu zeg, lijkt het alleen maar erger te maken, dus zwijg ik maar."
"Dat zal het beste zijn. Zoek maar gewoon uit waar we heen moeten."

De mensen die we tegenkomen en waar we de weg aan vragen zijn allemaal opvallend goed gezind. Ze eindigen hun wegbeschrijving telkens met iets vrolijks, iets dat zou moeten aanmoedigen.
"Dat kopje koffie straks zal des te beter smaken!"
"Geen probleem, het is nog niet donker hé."

Na drie keer de weg vragen naar de brasserie, valt zijn frank.
"We zijn ons al de hele tijd fout aan het oriënteren! We moeten helemaal niet bij die brasserie zijn, de auto staat aan een ander café."
"Dat meent ge niet! Dus die mensen hebben allemaal goed de weg uitgelegd, maar wij hebben de foute weg gevraagd!"
Tranen wellen op in mijn ogen. Ik vind mezelf de meest zielige boswandelaarster van de planeet, ik geraak er niet uit, uit deze verrekte negatieve bui!
Tot ik in het midden van het pad even stop, diep inadem en in mezelf zeg: "Heidi, ik hou van jou, ook nu, met al je kronkels en gedoe." En ik herhaal het nog eens even, in het geval ik het niet helemaal gehoord zou hebben. Pfoe, het valt allemaal wel mee. De zon schijnt weer, mijn lijf doet wat minder pijn en ik kan weer glimlachen. Aan deze bosrand staat een huis en de bewoners komen net thuis. "Zullen we het voor alle zekerheid nog eens even vragen?" En op een drafje holt hij naar het huis. Ik hoor van ver iets over 200 meter die kant op en ik wandel alvast die kant op. Aan de rand van het bos heb ik breder zicht op weilanden en op de blauwe lucht.
Hij zucht. "Daar baal ik nou helemaal van. Hoe kon ik me zo fout oriënteren?"
"Och," zeg ik vergoelijkend, "nog 200 meter en we zijn er."
"2OO meter? Nee hoor, nog 2 kilometer!"
Als een dolle stier storm ik het bos weer in. Ik bries en stamp. Gooi willekeurige woorden naar zijn hoofd. Mijn madeliefjes-bui was van korte duur.
"Ik baal toch ook. We moeten elkaar niet staan afbekken! Ga gewoon mee langs de weg, dan weten we zeker dat we goed zitten."
De makke koe in mij neemt het gelukkig snel over en laat zich naar de weg leiden. Daar komt hij op het ultieme reddings-idee: duim omhoog en liften. In geen tijd zitten we in een vlotte bak die ons tot aan de auto rijdt.
"Als ik dit nog had moeten wandelen, was ik als een platte vijg neergegaan."
"Kom we gaan iets drinken, ik trakteer pannenkoeken voor een vijg."

Geen opmerkingen: