Vrouwmus heeft zich tot een bolletje opgeblazen in een hoek onder de heg. Haar kop zit tussen haar veren en ze kijkt verdrietig uit haar zwarte bolle oogjes. Manmus komt naast haar staan met een worm maar zij hapt niet. Hij haalt een lekkere kever maar zij hapt niet. Hij wrijft z'n veren tegen haar maar zij schudt hem van zich af. Hij legt een blaadje over haar heen, maar dat glijdt als water van haar af.
Alles wat hij doet of zegt, lijkt het alleen maar erger te maken. Ze trilt en ze kijkt steeds droeviger.
Manmus gaat een eindje vliegen en laat haar stilletjes doen.
Later komt zij terug op wat ze toen voelde, daar onder de heg. Ze zegt dat ze niet gesust wil worden met een worm of een kever. Ze wil gehoord worden. Manmus kijkt haar aan en herhaalt de woorden die hij toen sprak, legt uit wat hij met die lekkere kever bedoelde.
En dan breekt vrouwmus haar bolletje open. Ze voelt hoe die woorden ergens landen op een plek in haar lijf die ze niet kan benoemen. De bolle oogjes kijken zachter en haar snavel gaat lichtjes open. Ze blaast haar veren tot een zachte dons en vlijt zich tegen hem aan. Zo zitten ze daar tussen hun favoriete stammetjes van de heg stil te kijken naar de roze avondlucht terwijl ze beiden een traan wegpinken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten